Sluiten

Kattenaids (FIV)

Het kattenaidsvirus (Feline Immunodeficiëntie Virus - FIV) is wereldwijd een belangrijke oorzaak van ziekte bij de kat. Het virus werd voor het eerst ontdekt tijdens het onderzoek van een grote ziekte-uitbraak bij een groep zwerfkatten in Amerika. Deze katten hadden dezelfde ziektesymptomen als mensen met AIDS als gevolg van een HIV-besmetting. Hoewel HIV en FIV erg op elkaar lijken, zijn de virussen soortspecifiek. Dat betekent dat FIV alleen katten ziek kan maken en HIV alleen mensen. Er is dus geen enkele risico op besmetting voor personen die contact hebben met FIV-positieve katten.

FIV is niet te genezen. Eenmaal besmet, zal een kat het virus de rest van zijn leven bij zich dragen. Na verloop van tijd zal het virus het afweersysteem aan gaan tasten.

Wat is FIV en waardoor wordt een kat ziek?

FIV tast de witte bloedcellen van het immuunsysteem aan, zodat deze afsterven, beschadigd raken of hun normale functie niet meer kunnen uitoefenen. Dit leidt tot een geleidelijke achteruitgang van het afweersysteem van de kat. In het beginstadium van de ziekte zijn er vaak nog nauwelijks symptomen zichtbaar. Na verloop van tijd (gemiddeld zo’n twee tot vijf jaar na de besmetting) zal het virus zich gaan vermeerderen en kan het immuunsysteem van de kat steeds slechter zijn werk doen.

Het immuunsysteem speelt een belangrijke rol bij het bestrijden van infecties. Katten die besmet zijn met FIV lopen daarom een verhoogd risico op ziekte en een besmetting met andere virussen, bacteriën en overige ziekteverwekkers zoals Toxoplasma gondii.

Elke kat kan op elke leeftijd besmet raken, maar de infectie verloopt vaak heel langzaam. Daarom worden klinische symptomen vooral gezien bij katten van middelbare en oudere leeftijd.

Hoe vaak komt FIV voor?

Uit onderzoek in Nederland uit de jaren negentig bleek dat bij 1 procent van de ‘gezonde’ dieren FIV kon worden aangetoond en bij 8 procent van de bij een dierenarts aangeboden zieke dieren. Wereldwijd gezien komt kattenaids bij 1 tot 14 procent van de ‘gezonde’ dieren voor en tot 44 procent van de zieke dieren. Dit percentage varieert per land en kattenpopulatie: zwerfkatten en asielkatten lopen meer risico dan bijvoorbeeld huiskatten.

Hoe wordt FIV verspreid en welke katten lopen het grootste risico?

Het FIV virus is aanwezig in het bloed en het speeksel van een besmette kat. Kattenbeten worden beschouwd als de belangrijkste manier om besmet te raken met FIV. Het speeksel van een besmette kat bevat grote hoeveelheden virus en één beet kan voldoende zijn om de ziekte over te dragen.

De meeste katten lopen FIV op via een kattenbeet tijdens een gevecht met een besmette kat. Daarom lopen ongecastreerde katers de grootste kans besmet te raken en komt FIV vaker voor bij buitenkatten, zwerf- of asieldieren.

In een onderzoekssituatie, waarbij kunstmatig een zeer grote hoeveelheid virus aangebracht was, is aangetoond dat er ook een zeer kleine kans is dat besmetting optreedt door een nauw sociaal contact binnen een groep katten, waarbij de katten elkaar wassen. Als er in zo’n groep een kat aanwezig is die FIV heeft, kan er via het speeksel overdracht van het virus plaatsvinden. Het FIV virus overleeft echter niet lang buiten het lichaam van een kat. Bovendien helpt goede desinfectie van de omgeving om het virus meteen te doden. Om die reden is de kans klein dat besmetting bijvoorbeeld plaatsvindt via (gedeelde) voerbakjes. Deze wijze van overdracht tussen katten is onder natuurlijke omstandigheden (dus buiten de onderzoekssituatie) niet aangetoond.

Als een FIV besmette poes een nestje krijgt, zal een klein deel van de kittens die geboren worden al in de baarmoeder besmet raken. Kittens kunnen ook besmet worden door het drinken van besmette melk van de moederpoes.

Over overdracht tijdens het dekken is weinig bekend. Het lijkt wel mogelijk, maar de kans van besmetting via deze weg lijkt kleiner dan via andere manieren.

Het is nog onbekend of bloedzuigende insecten, zoals vlooien, FIV kunnen verspreiden. Om geen risico te lopen, is een goede vlooienbestrijding van belang.

Wat zijn de symptomen van een besmetting met FIV?

De eerste (acute) fase na de infectie vindt plaats in de eerste twee tot vier maanden. De kat kan gedurende een korte periode ziekteverschijnselen laten zien. Het dier zit dan niet lekker in zijn vel, heeft koorts en soms een zwelling van de lymfeklieren.

De meeste katten herstellen zich na deze eerste periode en gaan dan naar een tweede fase waarin ze gezond lijken, maar het virus nog steeds bij zich dragen.

Uiteindelijk kunnen er tijdens de derde fase allerlei ziekteverschijnselen ontstaan die het gevolg zijn van het FIV virus. Deze symptomen zijn vaak heel algemeen. Doordat het afweersysteem van de kat onderdrukt wordt, kan de kat zich niet meer beschermen tegen infecties. Daarom is een met FIV besmette kat gevoeliger voor allerlei andere infecties, zoals bijvoorbeeld toxoplasmose en andere aandoeningen. De klinische symptomen kunnen erg variëren en hangen af van het type aandoening of infectie.

Voorkomende symptomen zijn bijvoorbeeld sloomheid, koorts, verlies van eetlust, gewichtsverlies, lymfeklierzwellingen en ontstekingen van het tandvlees. Andere voorkomende problemen zijn ademhalingsproblemen, infecties van het maagdarmkanaal (dit kan leiden tot diarree), een ontsteking van het neusslijmvlies (wat leidt tot niezen en neusuitvloeiing), huidontstekingen, bloedarmoede, oogontstekingen en aandoeningen van het zenuwstelsel die kunnen leiden tot gedragsveranderingen of toevallen. Zwangere (drachtige) poezen kunnen aborteren.

De combinatie van meerdere, aanhoudende of terugkerende aandoeningen kan wijzen op een niet goed werkend afweersysteem. Katten die besmet zijn met FIV kunnen steeds terugkerende infecties of aandoeningen krijgen, die erger worden naarmate de tijd vordert. Infecties reageren soms ook niet zo goed op een behandeling als normaal gesproken het geval zou zijn. Sommige katten zullen echter nooit ziekteverschijnselen laten zien.

Hoe wordt de diagnose FIV gesteld?

Er zijn diverse bloedtesten beschikbaar voor het stellen van de diagnose FIV. Sommige van deze testen kunnen door uw eigen dierenarts worden uitgevoerd in de praktijk. Deze testen tonen de aanwezigheid van antilichamen tegen het virus aan. Zoals met de meeste diagnostische testen, is deze test niet 100 procent betrouwbaar:

  • Sommige met FIV besmette katten produceren antilichamen die niet waargenomen worden door de standaard test (vals negatief). In dat geval kan uw dierenarts er voor kiezen om een andere test te proberen, of om bloed op te sturen naar een gespecialiseerd laboratorium waar andere testmogelijkheden zijn.
  • In de beginfase van de infectie (bij een infectie korter dan twee maanden) worden er nog geen FIV antilichamen geproduceerd (vals negatief). Het is daarom zeer belangrijk om bij een dier met een verdenking op een infectie een negatieve test 8 tot 12 weken later te herhalen.
  • Kittens die geboren worden uit een met FIV besmette poes zullen antilichamen van de moeder binnenkrijgen via de melk. Deze antilichamen zullen waargenomen worden, wanneer deze kittens getest worden op FIV. Hoewel alle kittens van een FIV-positieve poes antilichamen zullen hebben, wordt het virus maar op gemiddeld 30 procent van de kittens overgedragen. De kans op FIV-besmette kittens is het grootst (tot wel 70 procent) wanneer de moederpoes zelf pas enkele maanden geleden besmet is geraakt en nog in de zogeheten acute fase zit. In de overige gevallen testen de kittens vals-positief. De antilichamen van de moeder kunnen tot vier maanden aanwezig blijven. Daarom is het beter kittens pas te testen op FIV antilichamen wanneer ze ouder zijn dan zes maanden.
  • Mocht een kat gevaccineerd zijn tegen FIV, dan zal zo’n kat vals-positief testen bij de standaard antilichaam test. In dat geval zijn er alternatieve testen bij een gespecialiseerd laboratorium nodig om een betrouwbare uitslag te krijgen.

Behandelingsmogelijkheden

Katten worden voornamelijk behandeld om zoveel mogelijk achteruitgang te voorkomen en de kwaliteit van leven goed te houden. Veel FIV-besmette katten kunnen nog een lang leven leiden, soms zelfs zonder dat er ooit medische klachten ontstaan.

Direct en effectief optreden tegen bijkomende infecties is van groot belang bij een FIV-positieve kat. Omdat deze katten een minder goed werkend afweersysteem hebben, is vaak een veel langere antibioticumkuur nodig als er een infectie optreedt.

Op dit moment is er geen behandeling die een FIV infectie kan genezen. Er is bij katten getest met verschillende antivirale medicijnen die ook worden toegepast bij de behandeling van patiënten met HIV. Deze zijn echter vaak niet effectief en bovendien veelal giftig voor katten. Van Interferon, een natuurlijk eiwit dat de vermeerdering van virussen remt, werd gesuggereerd dat dit misschien zou kunnen helpen. Uit nieuwe studies is echter gebleken dat Interferon geen effect had.

De behandeling van een kat met FIV op de lange termijn

Katten die besmet zijn met FIV zouden uitsluitend binnenshuis moeten worden gehouden, om verspreiding van het virus naar andere katten in de buurt te voorkomen. Bovendien minimaliseert het blootstelling van de besmette kat aan ziekteverwekkers bij andere dieren.

Een goede voeding en verzorging zijn heel belangrijk om een besmette kat in goede gezondheid te houden. Deze katten hebben een hoogwaardige, evenwichtige en complete kattenvoeding nodig. Rauw vlees, eieren en ongepasteuriseerde melk moeten vermeden worden, omdat dat het risico op door voedsel overgedragen bacteriën en parasieten met zich meedraagt.

Er moet een goed parasietenbestrijdingsprogramma worden ingesteld tegen vlooien, teken en wormen en ook het vaccinatieschema moet onder de loep genomen worden. Bij een FIV infectie, waarbij sprake is van een onderdrukt afweersysteem, bestaat het risico dat het gebruik van levende (verzwakte) vaccins leidt tot het optreden van de ziekte waartegen gevaccineerd wordt. Daarom wordt geadviseerd om, als die keuzemogelijkheid er is, niet te kiezen voor een levend vaccin. Vaccinatie leidt ook tot stimulering van de witte bloedcellen waardoor de vermeerdering van FIV in de kat kan toenemen. Maak samen met uw dierenarts een afweging van de voor- en nadelen van vaccinatie van een FIV geïnfecteerde kat. 

Katten die besmet zijn met FIV kunnen het beste elk half jaar een gezondheidscontrole ondergaan, om veranderingen in de gezondheid zo vroeg mogelijk op te merken. Uw dierenarts zal uw kat zorgvuldig onderzoeken en extra aandacht schenken aan de mondholte, de huid, de lymfeklieren en de ogen. Ook zal hij het gewicht noteren. Een bloedmonster moet jaarlijks gecontroleerd worden op het aantal aanwezige bloedcellen. Wanneer u zelf of uw dierenarts een aandoening waarneemt, moet direct begonnen worden met ondersteunende therapie.

Ongecastreerde katers en poezen moeten gecastreerd worden, om de stress die gepaard gaat met het dekgedrag en dekseizoen te verminderen. Gecastreerde dieren hebben ook minder de neiging om buiten rond te willen struinen en zullen minder snel agressief reageren op hun huisgenoten. Dit voorkomt verdere verspreiding van FIV.

Preventie en bestrijding

In de Verenigde Staten is er een vaccin geregistreerd voor FIV, er is echter maar beperkte informatie over de effectiviteit van het vaccin. De werking van het vaccin berust op het produceren van antilichamen tegen het virus, waardoor gebruik van dit vaccin ertoe leidt dat testen gebaseerd op het aantonen van antilichamen onbruikbaar worden. Omdat er verschillende virustypen zijn, zal een vaccin sowieso geen volledige bescherming geven tegen alle typen FIV. In Europa is nog geen vaccin beschikbaar.

Een FIV besmette kat kan men, om besmetting van andere katten te voorkomen, apart houden van andere katten in huis, of herplaatsen naar een omgeving waar geen andere katten zijn. Het risico op overdracht via normaal sociaal contact, zoals bij het delen van de voerbak en het elkaar wassen, is echter erg laag. Dit in tegenstelling tot bijvoorbeeld het feline leukemievirus. Daarom kiezen veel eigenaren er voor om de situatie onveranderd te laten en de FIV geïnfecteerde kat bij de andere katten te laten. Het kan dan wel verstandig zijn om de kattenbak en de voerbak regelmatig te desinfecteren om het virus te doden.

Advies voor fokkers

Om het risico op de inbreng van FIV in een groep katten zo klein mogelijk te houden, wordt fokkers geadviseerd om de katten waarmee wordt gefokt niet zomaar buiten los rond te laten lopen. Ook moet contact vermeden worden met katten die wel buiten komen.

Het advies luidt om de katten waarmee gefokt wordt elk jaar te laten testen. Ook moeten nieuwe katten, vóórdat ze aan de groep worden toegevoegd, getest worden.

Mocht er een kat besmet raken, dan moeten er onmiddellijk maatregelen worden genomen:

  • Zorg dat de besmette kat uit de groep gehaald wordt om verdere besmettingen te voorkomen.
  • Ga niet meer met een besmette kat fokken.
  • Laat alle andere katten in de groep testen, zodat u zeker weet dat de overgebleven katten niet geïnfecteerd zijn. De katten moeten na drie tot zes maanden opnieuw getest worden. Als de test na deze wachttijd aantoont dat deze katten niet besmet zijn, kan er met deze katten weer gefokt worden.

Advies voor kattenopvangcentra en organisaties

In het ideale geval zouden alle katten die binnen worden gebracht gecontroleerd moeten worden, maar dit is vanuit kostenoogpunt vaak onhaalbaar. In deze omstandigheden moeten alle katten met symptomen getest worden, evenals duidelijk agressieve katten (vaak intacte katers). Ook moet elke zwerfkat getest worden.

Idealiter worden alle katten apart gehuisvest en als dit niet mogelijk is, dan in zo klein mogelijke groepen. Voorkom dat katten van verschillende groepen met elkaar in contact komen.

Om verdere verspreiding van FIV te voorkomen, zouden alle katten gecastreerd moeten worden, voor ze naar een nieuwe eigenaar gaan.

Prognose voor de kat met FIV

Als de diagnose FIV wordt gesteld in een vroeg stadium van de ziekte, dan kan de kat gedurende een lange periode vrij van FIV-gerelateerde symptomen blijven. Hoewel het niet zeker is dat alle besmette katten het immunodeficiëntie syndroom ontwikkelen, wijst het beschikbare bewijs erop dat dit in vele gevallen zo is en dat in ieder geval bij alle katten de infectie blijvend aanwezig is. Door op de juiste wijze met een kat met FIV om te gaan, zal zo’n kat vaak nog een lange periode gezond kunnen blijven.