Sluiten

Medische puppyzaken

Als u een pup aanschaft, krijgt u met allerhande medische zaken te maken. Zo moet uw pup gevaccineerd worden, moet u hem regelmatig een ontwormingskuur geven en kan hij natuurlijk ook ziek worden.

Naar de dierenarts

Na aanschaf is het goed om uw pup zo snel mogelijk door uw eigen dierenarts te laten nakijken. In de eerste plaats omdat deze hem dan van heel jongs af aan kent en dan eventueel later gerichter actie kan ondernemen. In de tweede plaats om de pup zo snel mogelijk aan de dierenarts te laten wennen zonder dat er al iets vervelends hoeft te gebeuren. In de derde plaats voor voor eventuele garantiedoeleinden, bijvoorbeeld in geval van aangeboren afwijkingen.

Ook na de eerste controle is het handig om regelmatig even langs te gaan, bijvoorbeeld om alleen een snoepje te halen of om de pup te wegen. Spreek dit wel van tevoren af. Zo blijft de pup het dierenartsbezoek leuk vinden en zal een bezoek aan de dierenarts als dat noodzakelijk is in de toekomst, minder stressvol zijn.

Vaccineren

Uw pup moet een aantal keer gevaccineerd worden. Het meest ideaal is om hiervoor een afspraak te maken, bijvoorbeeld aan het begin van een spreekuur zodat de pup niet in direct contact komt met allerlei andere dieren, omdat de pup nog niet volledig is beschermd tegen schadelijke ziekteverwekkers.

Kan dat niet, houd hem dan op schoot. Laat hem rustig om zich heen kijken en alles in zich opnemen. De laatste pupvaccinatie vindt meestal plaats op een leeftijd van twaalf tot zestien weken. Daarna moet de hond gedurende zijn leven regelmatig opnieuw gevaccineerd worden, zodat hij beschermd blijft tegen bepaalde ziekten. Meer informatie vindt u in ‘Vaccinatie van de hond’.

Controle

Maak na de laatste pupvaccinatie eventueel een afspraak om te laten checken of alles in orde is. Denk hierbij bijvoorbeeld aan het indalen van de balletjes bij een reutje, het doorkomen van het definitieve gebit, zijn gewrichtjes etcetera. Een goed moment hiervoor is als de hond vijf tot zes maanden oud is.

Temperaturen

De normale lichaamstemperatuur van honden ligt tussen de 38 en 39 graden Celcius en voor pups tot 39,5 graden. Dit betekent dat er een ruime marge is van anderhalve graad. Het is daarom verstandig om af en toe de temperatuur van uw hond te bepalen zodat u weet wat zijn normale temperatuur is. Als er dan iets aan de hand is weet uw dierenarts ook sneller of er sprake is van een afwijkende lichaamstemperatuur. Mocht de temperatuur van de pup te veel afwijken van zijn normale temperatuur, dan is het verstandig om naar de dierenarts te gaan. De temperatuur neemt u op in de anus met een onbreekbare thermometer.

Ontwormen

Alle puppy’s hebben wormen en moeten hiertegen behandeld worden. Uw dierenarts of dierenspeciaalzaak kan u precies vertellen wat uw pup nodig heeft om de wormen op de juiste manier te bestrijden. Tot een leeftijd van zes maanden moet dit elke maand gebeuren, daarna vier keer per jaar. Lees ook het artikel over ‘Wormen bij de hond’.

Vlooien en teken

Ook vlooien- en tekenbestrijding is het hele jaar nodig. Gelukkig zijn er heel goede middelen in de handel. U kunt deze middelen bij de dierenarts of bij de dierenspeciaalzaak kopen. Lees wel eerst even de gebruiksaanwijzing en geef aan dat het voor een puppy is. Voor honden van rassen waarbij een MDR1 mutatie kan voorkomen, zoals collie-achtigen, Duitse herders, witte herders en bobtails, kunnen sommige vlooienmiddelen ongeschikt zijn. Overleg dan met uw dierenarts. In ons artikel over ‘Vlooienbestrijding bij huisdieren’ vindt u meer tips en aandachtspunten.

Tanden wisselen

Uw hond zal op een leeftijd tussen 14 en 20 weken zijn melkgebit wisselen voor zijn definitieve gebit. Geef hem in deze periode wat extra kluifmateriaal. Dit helpt bij het loslaten van zijn melkgebit en bij het doorkomen van zijn definitieve tanden en kiezen. Bovendien knagen veel honden juist in deze periode vaak meer aan dingen waarvan u als eigenaar liever niet hebt dat ze daar aan knagen (zoals uw schoenen of een stoelpoot). Het kan ook zijn dat uw hond wat slechter eet. Dat komt omdat hij brokjes soms niet door kan kauwen of omdat het pijn doet. Een beetje weken van het voer met water helpt hem om dan toch voldoende voeding binnen te krijgen.

Houd goed in de gaten of alle melktanden en -kiezen op tijd loskomen en niet in de weg blijven staan van de nieuwe tanden. Ga op een leeftijd van vijf tot zes maanden nog even langs de dierenarts om het gebit te laten nakijken. In ‘Gebitsverzorging bij de hond’ leest u meer over hoe u het gebit gezond kunt houden.

Bewegen: genoeg maar niet teveel

Een pup moet voldoende bewegen om zich goed te ontwikkelen en bovendien moet hij wandelen om kennis te maken met de wereld. Het is echter ook niet goed als hij teveel en te lang wandelt, want zijn gewrichten zijn nog niet uitontwikkeld en zijn pezen en spieren nog niet stevig genoeg om alles netjes op zijn plek te houden. Overbelasting kan zijn gewrichten schaden.

Om te weten hoeveel uw pup mag lopen moet u vooral goed naar de pup kijken. Een richtlijn is om per keer niet langer te lopen dan 10 minuten per maand dat de pup oud is. Dat mag dan tot vier keer per dag. Als uw pup daar erg moe van wordt of niet meer wil lopen, veel gaat zitten, hijgt of achterblijft, loopt u korter. Ook bij pups die erg snel onder de indruk zijn kunt u beter iets korter wandelen en ze voldoende tijd geven om alle indrukken te verwerken. Hierbij hebben we het dan over rustig wandelen en rondsnuffelen; rennen en spelen zijn veel belastender. Het is goed om de ondergrond wat af te wisselen, maar houd er wel rekening mee dat lopen in zand veel vermoeiender is dan op een grasveldje dus overdrijf dit niet. Wissel af tussen aangelijnd en los lopen.

Laat uw pup hooguit vijf tot tien minuten per keer, maximaal drie keer per dag spelen met andere honden om overbelasting te voorkomen en kies zijn speelpartners zorgvuldig uit. Voorkom dat uw pup wild speelt met honden die een stuk groter of zwaarder zijn, want dat kan zijn gewrichten beschadigen. Kies liefst pups van hetzelfde formaat of, nog liever, een rustige volwassen hond die goed met pups kan omgaan om mee te spelen. Laat de pup niet spelen op een erg oneffen of harde ondergrond.

Gooien met de bal is voor pups nog niet geschikt. Ze moeten dan vaak snel remmen of keren en dat geeft teveel belasting. U kunt beter zoekspelletjes doen, bijvoorbeeld door de pup een speeltje te laten zoeken.

Laat uw pup niet van verhogingen springen, dat veroorzaakt veel kracht op zijn schoudergewrichten. Pas ook op met rennen op glad oppervlak zoals laminaat, want door het glijden kunnen blessures ontstaan.

Traplopen is belastend voor de gewrichten, en zeker heen en weer rennen op een trap is voor geen enkele hond aan te bevelen. U kunt de pup echter wel alvast aanleren om rustig trappen te lopen, want vooral bij wat grotere honden is het belangrijk dat ze dit kunnen, mocht dat eens nodig zijn. U kunt hen immers niet gemakkelijk dragen. Doe dit aanleren bij een korte trap met lage treden. De pup moet de treden kunnen afstappen zonder te springen. Naast het aanleren is het niet de bedoeling dat uw pup trappen loopt. Gebruik eventueel een traphekje om dat te voorkomen. Meer hierover leest u in ‘Opvoeding van een puppy’.

Heeft u een ras dat gevoelig is voor gewrichtsklachten, laat zijn gewrichten dan regelmatig door de dierenarts controleren.

Pilletjes ingeven

Soms moet u de hond een pilletje toedienen, bijvoorbeeld voor het ontwormen. Hier is een simpel trucje voor. Neem drie stukjes worst. Het eerste stukje worst geeft u aan de hond. In het tweede stukje worst stopt u het pilletje. Als hij de smaak van eerste stukje worst goed te pakken heeft, geeft u het tweede stukje worst en het derde stukje worst houdt u alvast klaar voor zijn neus. De meeste honden weten niet hoe snel ze het tweede stukje worst moeten doorslikken om dat derde te pakken te krijgen. Weg pilletje…

Ziektepreventie in de vakantie

Als uw hond meegaat naar het buitenland moet hij een vaccinatie hebben gehad tegen hondsdolheid (rabiës). Deze vaccinatie moet tenminste 21 dagen voor vertrek zijn gegeven door de dierenarts en dat mag vanaf een leeftijd van 12 weken. De vaccinatie is, afhankelijk van het vaccin, een of drie jaar geldig. Bij jonge honden slaat de vaccinatie echter niet altijd even goed aan, het kan dus nodig zijn de pup nog eens te vaccineren. Dit kan door middel van een bloedtest gecontroleerd worden. Voor sommige landen is deze test verplicht. Overleg met uw dierenarts wat verstandig is. Bij de Praktische informatie over 'Reizen en vakantie' leest u meer over de recente invoereisen van gezelschapsdieren.

Ook tegen andere ziekten kan bescherming nodig zijn als u naar het buitenland gaat met uw pup. Vraag bij uw dierenarts na wat uw pup nodig heeft.

Als u uw hond naar een pension brengt moet hij doorgaans gevaccineerd zijn tegen kennelhoest. Informeer bij het betreffende pension wat hun eisen zijn.

Video 100 Seconden Dierenarts over vaccineren pup

Video 100 Seconden Dierenarts over vaccineren

Video 100 Seconden Dierenarts over vlooien