Sluiten

Nog veel te verbeteren aan welzijn Gezelschapsdieren

23-11-2011

Er valt nog veel te verbeteren aan het welzijn van de gezelschapsdieren in Nederland, dat was de conclusie tijdens het Symposium Welzijn Gezelschapsdieren, gehouden op 10 november. Met name als het gaat om knaagdieren en reptielen is er nog veel onwetendheid.

Het Symposium Welzijn Gezelschapsdieren werd georganiseerd door de faculteit Diergeneeskunde en het Lectoraat Welzijn van Dieren WUR. Speciaal voor het welzijn van gezelschapsdieren heeft het ministerie van EL&I het onderzoeksprogramma “Welzijn van Gezelschapsdieren” in 2008 gestart. Het doel van de diverse onderzoeken die in dit programma zijn ondergebracht, is om houders van gezelschapsdieren en hun organisaties te voorzien van bruikbare kennis en inzichten ter verbetering van het welzijn van de gezelschapsdieren in de praktijk. Het onderzoeksprogramma wordt uitgevoerd door de faculteit Diergeneeskunde, Universiteit Utrecht in samenwerking met de WUR..

Reptielen
Reptielen in het wild maken voldoende Vitamine D onder invloed van zonlicht. Gehouden reptielen krijgen worden echter minder blootgesteld aan ongefilterd zonlicht en kunnen vitamine D onvoldoende opnemen uit het voedsel. Marja Kik, patholoog bij de faculteit Diergeneeskunde en specialist reptielen en amfibieën “Over de juiste balans van het voedsel met daarin fosfor en calcium voor gezonde botten is nog weinig bekend. Ons onderzoek laat duidelijk zien dat alleen met de juiste UV lampen deze dieren kunnen worden behoed voor ernstige welzijnsproblemen zoals ernstige misvormingen van het skelet. Met de uitkomsten van het onderzoek is een veel betere voorlichting mogelijk”

Knaagdieren
Konijnen, cavia’s, fretten en ratten zijn na honden en katten de meest geliefde huisdieren. Helaas sterven veel van hen op jonge leeftijd. Zo worden bijvoorbeeld cavia’s en konijnen als huisdier vaak niet ouder dan drie of vier jaar, terwijl ze als ze gezond zijn het dubbele halen. Veel te vroege sterfte is natuurlijk een belangrijk welzijnsprobleem. Het sectieonderzoek van deze jonge dieren, brengt in kaart wat de belangrijkste oorzaken zijn. Uiteindelijk kunnen eigenaren beter worden voorgelicht over de noodzakelijke zorg zoals vaccinaties, huisvesting en voeding.

Honden
Bij honden liggen de problemen heel anders; huisvesting, verzorging en diergeneeskundige zorg zijn daar meestal goed op orde. Maar vooral bij rashonden zijn er vele erfelijke ziekten en schadelijke raskenmerken die het welzijn vaak levenslang en ernstig schaden. De maatschappelijke discussie over wat nog wel acceptabel is en wanneer er een onverantwoorde situatie ontstaat, is volop actief. In samenwerking tussen de faculteit Diergeneeskunde en de WUR wordt een meetsysteem ontwikkeld waarmee het welzijn van honden objectief kan worden vastgesteld. Hiermee wordt het mogelijk deze emotionele discussie van objectieve argumenten te voorzien. Dit is belangrijk om beleidsmatige keuzes te kunnen maken.

Om in de toekomst een goed antwoord mogelijk te maken op de talloze erfelijke ziekten bij de hond wordt in een ander onderzoek een DNA-databank voor alle rashonden in Nederland voorbereid. In nauwe samenwerking ontwikkelen de Raad van Beheer op Kynologisch Gebied en de faculteit Diergeneeskunde hiervoor de technische, organisatorische en juridische infrastructuur. Het systeem wordt in 2012 in praktijk gebracht bij ongeveer 10% van de in dat jaar geboren pups. Met de daarbij opgedane ervaringen kan daarna het systeem aan alle rashonden worden aangeboden. Hiermee kunnen straks zeer efficiënt betrouwbare DNA tests voor erfelijke ziekten worden ontwikkeld. Dan wordt een succesvol beleid mogelijk om deze ziekten terug te dringen.

Papegaaien
Een ernstig probleem bij verschillende papegaaiensoorten is het veren plukken. Om tot nu toe onbekende redenen plukt een deel van de als huisdier gehouden papegaaien zich gedeeltelijk of soms helemaal kaal. Bij voorbeeld bij de grijze roodstaart komt dit veel voor. Er wordt in het onderzoek onderzocht welke factoren bij dit complexe probleem een rol spelen. Daarbij kan worden gedacht aan de manier van houden, invloeden die tijdens de het opgroeien als jong dier invloed hebben gehad. Eénmaal aanwezig kunnen de dieren een soort verslavingsgedrag vertonen, dat mogelijk is te onderbreken door tijdelijk medicatie te geven. In een internationale samenwerking worden vele gegevens geanalyseerd van dieren die dit probleem hebben of juist niet. Dit onderzoek beoogt nieuwe inzichten te geven in de manier van ontstaan, zodat goede adviezen gegeven kunnen worden gegeven over de beste manier waarop deze vogels gehouden kunnen worden. Ook is het misschien mogelijk de dieren op jonge leeftijd te testen om te voorspellen of het risico op dit probleem in het latere leven bestaat, zodat er extra aandacht aan de preventie kan worden gegeven bij de risicogroep.