Sluiten

Myxomatose bij konijnen

Myxomatose is een ernstige, vaak dodelijke ziekte bij konijnen. Het wordt veroorzaakt door een virus dat verwant is aan de pokkenvirussen. Myxomatose kwam oorspronkelijk alleen voor bij het Braziliaanse konijn en het Californische konijn maar is door de mens geïntroduceerd in Australië. De door de mens losgelaten konijnen daar hadden geen natuurlijke vijanden en konden zich daardoor ongestoord voortplanten, tot ze een plaag vormden voor de boeren. Met het myxomatosevirus hoopte men de konijnenpopulatie te kunnen controleren. Het virus verspreidde zich echter ook naar Europa en richt daar nog steeds veel schade aan onder konijnenpopulaties.

Verspreiding

Het myxomatose virus wordt overgebracht door stekende insecten, vooral muggen en steekvliegen maar ook vlooien. Er bestaat ook een vorm die door direct contact wordt overgebracht.

Symptomen

Een konijn dat getroffen is door myxomatose krijgt zwellingen bij de ogen, mond en anus. Daarna ontstaan bulten op de oren, bij de mond en op de rug: de myxomen. Vervolgens krijgt het konijn longontsteking en zal het uiteindelijk bijna altijd sterven. Bij de vorm die door direct contact wordt overgedragen zijn nauwelijks huidzwellingen te zien; wel ontstaan er rode, gezwollen ogen en vooral problemen met de ademhaling.

Behandeling

Er is geen behandeling tegen de ziekte. Het enige wat gedaan kan worden is goede voeding en pijnstilling te geven en behandeling tegen bijkomende aandoeningen met antibiotica. Slechts in een klein percentage van de gevallen overleeft een konijn een infectie. Konijnen die een infectie overleven zijn daarna zo’n 14 tot 20 maanden beschermd tegen een nieuwe infectie.

Voorkomen

In Nederland komen regelmatig uitbraken van myxomatose voor onder wilde konijnen, maar ook huiskonijnen kunnen besmet worden. Het is dan ook belangrijk om uw konijn goed tegen deze ziekte te beschermen. Dat kan door middel van preventie en vaccinatie.

Preventieve maatregelen

Het voorkomen van een besmetting is uiteraard van groot belang. Zorg ervoor dat uw konijnen vrij zijn van vlooien. Niet elk anti-vlooienmiddel is geschikt voor konijnen, overleg dus met uw dierenarts! Houd wilde konijnen weg bij uw eigen konijnen. Neem maatregelen tegen muggen en vliegen. Gebruik horren in huis, gebruik eventueel horrengaas voor het hok, zorg ervoor dat het hok goed schoongemaakt wordt. Gebruik geen giftige chemische stoffen om muggen en vliegen te doden, deze kunnen schadelijk zijn voor het konijn.

Vaccinatie

Er is al geruime tijd een combinatievaccin dat met één vaccinatie beschermt tegen zowel de klassieke vorm van RHD (RHDV1), een andere dodelijke konijnenziekte, als myxomatose. Het vaccin is een jaar werkzaam. Dit vaccin beschermt overigens niet tegen RHDV2, een andere vorm van RHD. Vroeger werden twee verschillende entstoffen gebruikt tegen RHD en myxomatose.

Sinds voorjaar 2020 is er een nieuw vaccin beschikbaar dat met één vaccinatie beschermt tegen alle drie de ziekten, dus tegen myxomatose, RHDV1 én RHDV2. Het vaccin is een jaar werkzaam en moet dus elk jaar herhaald worden. De werkzaamheid tegen myxomatose geldt vanaf de eerste vaccinatie, maar afhankelijk van de vaccinatiegeschiedenis van het konijn kan bij het eerste gebruik van dit 3-in-1 combinatievaccin een extra vaccinatie nodig zijn om zeker te weten dat het konijn ook tegen RHDV1 en RHDV2 beschermd is.

Bij konijnen die voorheen wel gevaccineerd waren tegen myxomatose of eventueel hersteld zijn van myxomatose en gevaccineerd waren tegen RHDV1 maar niet tegen RHDV2 moet de eerste keer eerst gevaccineerd worden tegen RHDV2 en tenminste 2 weken later met het nieuwe combinatievaccin. Bij konijnen die alleen tegen myxomatose gevaccineerd waren (of dit hadden doorgemaakt) maar niet gevaccineerd waren tegen RHDV1 en RHDV2 moet eerst gevaccineerd worden tegen RHDV1 en RHDV2 en tenminste 2 weken later met het nieuwe combinatievaccin.

Wanneer vaccineren

Het oudere combinatievaccin tegen myxomatose en klassieke RHD (RHDV1) mag vanaf een leeftijd van 5 weken gegeven worden. De bescherming ontstaat drie weken na vaccinatie.

De 3-in-1 combinatie-vaccinatie tegen myxomatose, RHDV1 en RHDV2 mag worden gegeven vanaf 5 weken, maar moet dan wel voor de leeftijd van 6 maanden herhaald worden. Als wordt ingeënt vanaf een leeftijd van 7 weken geeft het een jaar bescherming. De bescherming ontstaat 3 weken na vaccinatie.

Het is aan te raden uw konijn in het voorjaar te laten vaccineren, omdat de besmettingskans in voorjaar en zomer het grootst is.

Als uw konijn al verschijnselen van myxomatose vertoont, laat het dier dan niet meer vaccineren. Dit werkt meestal averechts en maakt het dier juist ziek doordat de vaccinatie de weerstand van het dier tijdelijk verzwakt. Overleg met uw dierenarts en ga zeker niet naar een vaccinatiespreekuur om besmetting van andere konijnen te voorkomen. Als er in uw omgeving een uitbraak is van myxomatose en uw konijn is niet gevaccineerd maar heeft nog geen symptomen, dan kunt u alsnog laten vaccineren. Denk er wel aan dat het mogelijk is dat uw konijn toch al besmet was en dan alsnog ziek zal worden.

Overwegingen bij vaccinatie

Bij elke vaccinatie is het belangrijk dat het dier helemaal gezond moet zijn op het moment van vaccinatie. Een vaccinatie vraagt actie van het immuunsysteem, en als dat tegelijkertijd meerdere infecties moet bestrijden kan dit verkeerd gaan. Ook mag het konijn doorgaans niet zwanger zijn, maar het nieuwe 3-in-1 combinatievaccin mag ook tijdens dracht gegeven worden. Laat het konijn daarom altijd eerst even door de dierenarts nakijken, zeker als u reden heeft om aan te nemen dat er iets met het dier aan de hand is. Vaccineren hoort geen ‘lopende band werk’ te zijn! Vaccinatie tijdens een operatie is niet aan te raden vanwege het beslag dat de vaccinatie legt op het immuunsysteem. De weerstand tegen andere infecties wordt daardoor tijdelijk verlaagd.

Wel hebben zowel het combinatievaccin tegen myxomatose en RHDV1 als het 3-in-1 combinatievaccin tegen myxomatose, RHDV1 en RHDV2 minder remmende werking op het immuunsysteem dan de vroeger gebruikte vaccins. Daardoor verwacht men minder risico dan voorheen bij het vaccineren van dieren die met een chronische infectie zoals ‘snot’ kampen. Wacht wel met vaccineren tot een moment waarop de infectie goed onder controle is; overleg vooraf goed met uw dierenarts.

Bij vaccins kunnen bijwerkingen optreden. Bij de beide combinatievaccins kan er op de plek van enten een bultje ontstaan in de eerste twee weken na de vaccinatie en kan de lichaamstemperatuur 1 tot 2 graden stijgen.

Heeft uw konijn veel last van bijwerkingen, of heeft het een verlaagde weerstand, overleg dan met uw dierenarts of het verstandig is het dier te laten vaccineren.