Sluiten

De aanschaf van een buitenlandse zwerfhond of -kat

Wanneer u overweegt om een hond of kat aan te schaffen, zijn er verschillende mogelijkheden. U kunt bijvoorbeeld kiezen voor een (ras)dier van een professionele fokker, een dier overnemen van een particulier of een dier uit het asiel halen. Er worden ook steeds meer dieren aangeboden die uit het buitenland afkomstig zijn. Vaak gaat het daarbij om dieren die in het buitenland als zwerfdier leefden. Zij worden door stichtingen naar Nederland gehaald om ze hier een tweede kans als huisdier te bieden. Dit document geeft u adviezen over waar u op moet letten bij het aanschaffen van een buitenlandse zwerfhond of -kat.

Past een buitenlandse zwerfhond of -kat bij mij?

Allereerst moet u bedenken of een hond of een kat wel bij uw situatie past. Hierover kunt u meer lezen in de praktische documenten van het LICG over de aanschaf van een kat en de aanschaf van een hond. Een buitenlandse zwerfhond of -kat heeft namelijk dezelfde basisbehoeften als andere toekomstige gezelschapshonden of -katten.

Bent u tot de conclusie gekomen dat een hond of kat bij uw huidige en toekomstige leefomgeving en levensstijl past, dan is de volgende vraag of een buitenlandse zwerfhond of -kat is wat u zoekt. Deze dieren zijn soms een heel ander leven gewend dan ze in Nederland zullen krijgen. Er kan behoorlijk wat bij komen kijken voordat deze dieren zich aangepast hebben aan hun nieuwe leven.

Wanneer u alles goed overwogen heeft en besloten heeft dat u een zwerfhond of -kat wilt aanschaffen, is er een aantal zaken waar u op moet letten bij de selectie van zowel het dier als de organisatie waar u dat dier wilt aanschaffen. Deze kunt u het beste bekijken met een objectieve blik. Zodra u een specifieke hond of kat in beeld heeft, spelen emoties vaak een rol. U gaat zich aan het dier hechten en zich verheugen op een toekomst samen. Het is daarom verstandig om te beginnen met vooronderzoek; het liefst voordat u op zoek gaat naar een geschikte hond of kat.

Een goede stichting kiezen

Er zijn erg veel stichtingen die zwerfhonden en/of -katten uit het buitenland naar Nederland importeren. Het is af te raden om zelf een zwerfdier naar Nederland te importeren, want het is moeilijk zelf in te schatten hoe geschikt een zwerfdier is wat betreft gezondheid en gedrag. Bovendien kost dit minimaal drie weken voorbereiding. Ga dus liever op zoek naar een goede, professionele en serieuze stichting. Een stichting heeft vaak meer ervaring met het importeren en weet waar zij mee bezig zijn. Hoe weet u met welke stichting u wel of niet in zee moet gaan?

Openheid en transparantie

Een goede stichting is open en transparant over wat zij doen en waar zij geld aan besteden.

Er zijn stichtingen met een ANBI-status (algemeen nut beogende instelling). Dit is een regeling van de belastingdienst. Een ANBI-status toont aan dat een stichting zich voor minstens 90 procent inzet voor het algemeen nut. Een stichting moet aan bepaalde voorwaarden voldoen wil zij een ANBI-status kunnen krijgen. Zo moet er een actueel beleidsplan zijn, geen winstoogmerk en een redelijke verhouding tussen kosten en bestedingen. Wanneer een stichting een ANBI-status heeft is het voor u al inzichtelijker waaraan geld wordt besteed.

Werken aan structurele oplossingen

Als een stichting een ANBI-status heeft kan het doel en de missie van deze stichting in het beleidsplan worden gevonden. De hoofdlijnen van dit beleidsplan moet deze stichting altijd openbaar beschikbaar hebben. Veel stichtingen werken naast het importeren van zwerfdieren ook mee aan structurele oplossingen voor het zwerfdierenprobleem in de landen van herkomst. Bij structurele oplossingen kunt u denken aan activiteiten op het gebied van educatie en voorlichting, castratieprojecten en/of registratieprojecten. Het immigreren van honden en katten naar Nederland alleen is niet de oplossing voor een zwerfhonden of -kattenprobleem. Het is daarom aan te bevelen om een stichting te zoeken die naast het importeren ook meehelpt aan oplossingen in het land van herkomst.

Eerdere ervaringen

Naast het controleren van de bovengenoemde punten kunt u ook ervaringen en reviews van andere mensen over een stichting opzoeken. Online zijn veel verhalen te vinden van mensen die goede en slechte ervaringen hebben met het kopen van een buitenlandse zwerfhond of -kat. Heeft u een stichting op het oog? Check dan of eerdere ervaringen bekend zijn. Stray Animal Foundation Platform (Stray-AFP) heeft op hun website een lijst staan met stichtingen die bij hen een gedragscode hebben ondertekend en hiermee onder andere aangegeven hebben volgens de regels van het NVWA te werken. Ook de inhoud van deze gedragscode kunt u op hun site vinden. Door het Stray-AFP wordt echter niet actief gecontroleerd of deze stichtingen zich ook daadwerkelijk aan deze code houden: blijf dus altijd ook zelf goed opletten.

 Wet- en regelgeving bij import van een dier

Een stichting die honden en/of katten importeert moet een UBN hebben. Import door een stichting valt onder commerciële import. De controlerende instantie, de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA), ziet in de praktijk helaas vaak dat stichtingen de dieren als gezelschapsdierverkeer (niet-commercieel) importeren, door gebruik te maken van vluchtbegeleiders. Dit mag niet en hiervoor kunnen boetes uitgedeeld worden. De import van honden en katten valt namelijk alleen onder niet-commerciële import wanneer aan de volgende voorwaarden is voldaan: Er is geen doel van eigendomsoverdracht, het dier verplaatst zich omdat de eigenaar zich verplaatst, de dieren worden begeleid door de eigenaar of door een, door de eigenaar gemachtigd, persoon en er worden minder dan zes dieren tegelijk geïmporteerd per eigenaar of gemachtigd persoon.

Een goede stichting houdt zich aan de wettelijke regels en importeert als commerciële import. Dit kunt u als consument voor dieren uit niet-EU landen controleren door te vragen naar de kopie van het gezondheidscertificaat en het grens document binnenkomst (GDB) die de stichting mee krijgt na de keuring door de douane en de NVWA bij binnenkomst. Voor dieren die geïmporteerd zijn door stichtingen uit EU-landen moet een stichting kunnen laten zien dat er een certificaat is aangemaakt door een officiële dierenarts in het land van herkomst in het TRACES-systeem.

Voor het importeren moeten de dieren aan een aantal eisen voldoen. Voor niet-EU landen moeten de dieren zijn gechipt, beschikken over een gezondheidscertificaat en een inenting tegen rabiës (hondsdolheid) hebben gehad. De chip is het identificatiemiddel en moet vóór de rabiësinenting worden gezet. Een rabiësinenting kan worden gegeven vanaf 12 weken leeftijd. Na de inenting moet er bij dieren uit laag-risico landen worden voldaan aan een wachttijd van 21 dagen. Voor hoog-risico landen (landen waar een hoog risico op rabiës heerst) is het verplicht om minimaal 30 dagen na de vaccinatie een bloedtest uit te voeren. Met de bloedtest wordt gekeken of de titer voldoende hoog is (dus of er genoeg antilichamen tegen rabiës zijn aangemaakt); deze moet minimaal 0,5 IE/ml zijn. Daarna volgt nog een wachttijd van drie maanden, gerekend vanaf het moment van bloedafname, om zeker te weten dat de bepaalde titer ook daadwerkelijk van de vaccinatie afkomstig is (en niet omdat het dier toch geïnfecteerd is met rabiës). Een zwerfhond of -kat uit een hoog-risico land is dus nooit jonger dan zeven maanden oud als het in Nederland aankomt.

Voor dieren uit EU-landen moeten de dieren zijn gechipt en een rabiësinenting hebben gehad met bijbehorende wachttijd van 21 dagen. De dieren moeten daarnaast beschikken over een EU-dierenpaspoort dat kan worden afgegeven door een dierenarts in het land van herkomst. Het is ook nu weer belangrijk dat het dier eerst gechipt wordt voordat de rabiësvaccinatie gegeven wordt.

Registratie chip door stichting

Het is verplicht voor een stichting om het chipnummer van geïmporteerde honden binnen twee weken met de gegevens van de stichting te laten registreren door een dierenarts. Wanneer de hond is overgedragen aan een nieuwe eigenaar of adoptant moet de stichting de registratie afmelden en moet de hond op naam van deze nieuwe houder worden geregistreerd. De hond mag dus niet op naam van de stichting blijven staan. Deze registratie mag worden gedaan bij een aantal portalen die zijn aangewezen door de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO). Meer informatie over chippen en registreren kunt u vinden op de website chipjedier.nl.

Ziekten

Wanneer een zwerfdier opgevangen wordt, is het van belang dat zo’n dier, voorafgaand aan een eventuele adoptie, eerst goed medisch onderzocht wordt. Vrijwel alle zwerfdieren hebben last van parasieten, zoals vlooien en wormen. Daarnaast komt ook de darmparasiet giardia erg veel voor. Een vlooien- of wormenbesmetting is over het algemeen snel te verhelpen, maar het behandelen van giardia kan een langdurig traject zijn. Het is belangrijk dat een stichting hier alert op is en ook goede voorlichting over geeft naar de toekomstige adoptant. Meer over giardia is te lezen in het LICG-artikel ‘giardia bij hond en kat’.

Andere ziekten waar rekening mee moet worden gehouden bij het importeren van zwerfhonden en -katten uit het buitenland zijn onder andere rabiës, babesiose, leishmaniose, ehrlichiose en hartworm. Meer informatie over deze ziekten leest u in de LICG-artikelen over Hondsdolheid en ‘Dierziekten in het buitenland’. Op sommige ziekten kan getest worden. Vraag na of een stichting dit ook daadwerkelijk laat doen. Dit kan in het land van herkomst of in Nederland.

Rabiës

Rabiës, ook wel hondsdolheid genoemd, is een ziekte veroorzaakt door het lyssavirus. De ziekte veroorzaakt een acute, fatale neurologische infectie bij mensen en andere zoogdieren. Het is een zoönose, wat inhoudt dat het van een ander dier op de mens kan worden overgedragen, dus bijvoorbeeld van hond op mens. Deze overdracht kan gebeuren via een niet-intacte huid of via de slijmvliezen, bijvoorbeeld na een beet of schram.

Bij de hond duurt het ongeveer 20 tot 90 dagen na de besmetting voordat klinische verschijnselen optreden. Bij honden en katten is het eerste symptoom gedragsverandering en dan voornamelijk agressief gedrag. Rabiës kan niet worden ontdekt aan de hand van een test, maar wordt pas zichtbaar wanneer het dier symptomen laat zien, zoals agressiviteit en verhoogde speekselproductie. Rabiës kent een meldingsplicht en de NVWA zal bepalen of het om een officiële verdenking gaat. In zo’n geval wordt het dier geëuthanaseerd en onderzocht. Vaccinatie tegen rabiës is binnen de gehele EU verplicht voor alle honden, katten en fretten die een grens overgaan. Een dier dat uit het buitenland naar Nederland reist, moet altijd verplicht gevaccineerd zijn tegen rabiës.

Babesiose

Babesiose wordt veroorzaakt door een Babesia-parasiet, die wordt overgedragen door een teek. Deze parasiet bevindt zich in het bloed van een besmet dier. Bij de acute variant van babesiose bij honden kunnen na één tot drie weken de volgende symptomen optreden: matige tot hoge koorts, lusteloosheid, anorexie, geelzucht, braken en in sommige gevallen roodgekleurde urine. Bij de chronische variant van babesiose kunnen er verschijnselen optreden als koorts, bloedarmoede, spier- en gewrichtsontstekingen. Katten kunnen last krijgen van lusteloosheid, anorexie, zwakheid en diarree. Koorts met geelzucht komt bij katten niet vaak voor, maar de verschijnselen kunnen onopvallend blijven tot een later ziektestadium.

De ziekte kan meestal al worden aangetoond met bloedonderzoek onder de microscoop. Soms zijn gevoeliger testen nodig, zoals DNA-onderzoek met behulp van een PCR-test, of een serologisch onderzoek waarbij het aantal antilichamen tegen Babesia gemeten wordt.

Het is mogelijk om babesiose bij de hond en kat te genezen. Ernstig zieke dieren worden opgenomen voor een infuus en/of een bloedtransfusie. Voor het doden van de parasiet wordt gebruik gemaakt van een injectie met imidocarb. De injectie moet twee keer worden gegeven met een tussenperiode van 14 dagen. Deze injectie kan als zeer pijnlijk worden ervaren door het dier en na een uur kunnen er bijwerkingen optreden zoals benauwdheid, braken en diarree.

Ehrlichiose

Ehrlichiose is een ziekte die net als babesiose kan worden overgedragen door een teek, onder andere voorkomend in Zuid-Europa. De verwekker is de parasiterende bacterie Ehrlichia canis. De bacterie dringt binnen in de witte bloedcellen. Hierdoor is de afweer van het dier niet optimaal en is het vatbaar voor infecties. Een Ehrlichia besmetting komt regelmatig bij honden voor, bij katten lijkt deze besmetting erg zeldzaam te zijn. Ehrlichiose kent een acute en een chronische variant. Na besmetting treden na ongeveer vijf tot 21 dagen de eerste verschijnselen op. Deze eerste verschijnselen kunnen onder andere koorts, sloomheid, verminderde eetlust, vergrote lymfeknopen en bloedarmoede zijn. Kenmerken van de chronische fase zijn vermagering, gewrichtsontstekingen, tekort aan bloedplaatjes, oogproblemen en vermoeidheid. Blijvende schade van ehrlichiose kunnen onder andere beschadigde ogen zijn. 

Het vaststellen van ehrlichiose kan door het meten van het aantal antilichamen (serologisch onderzoek) of door middel van DNA-onderzoek (PCR-test). Het wordt niet aangeraden om alleen een PCR-test te doen, aangezien deze een vals negatieve uitslag kan geven. Dit houdt in dat de test een negatieve uitslag geeft terwijl er eigenlijk wel een infectie is.

In een vroeg stadium is ehrlichiose te behandelen met antibiotica. Meestal wordt er gebruik gemaakt van doxycycline of tetracycline. Dit zijn kuren van drie weken tot waar nodig twee maanden. Ook is het mogelijk om net als bij babesiose een imidocarb injectie te gebruiken. Zonder behandeling en soms ondanks behandeling kan de ziekte chronisch worden.

Leishmaniose

Leishmaniose wordt veroorzaakt door de parasiet Leishmania infantum. Deze parasiet wordt bij honden en katten overgebracht door bloedzuigende muggen, ook wel zandvliegen genoemd. De zandvliegen leven in warme gebieden, waaronder Zuid-Europa. Na besmetting kan het variëren van drie maanden tot meerdere jaren voordat er zichtbaar symptomen optreden. Soms treden er helemaal nooit symptomen op en deze kunnen per dier ook nog eens verschillen. Mogelijke symptomen kunnen bijvoorbeeld gewichtsverlies, spierafbraak, slechte of geen eetlust en verzwakking zijn. Zonder behandeling komen er steeds meer klachten bij, zoals verschillende huidproblemen, bloedneuzen, bloederige urine, braken, diarree, gewrichtsontsteking, ontstoken ogen, nierontstekingen, hersenverschijnselen en een vergrote milt.

Voor verdachte dieren zonder verschijnselen kan een laboratoriumtest worden uitgevoerd (PCR). Wanneer een dier één of meerdere symptomen van leishmaniose vertoont is het meest zinvol om onderzoek te verrichten naar antilichamen tegen Leishmania. Dit wordt gedaan met serologisch onderzoek (IFT, ELISA of DAT). Deze testen kunnen echter in het beginstadium van de ziekte een vals negatieve uitslag geven. Dit houdt in dat de test een negatieve uitslag geeft terwijl er eigenlijk wel een infectie is. Een PCR test is betrouwbaarder dan de serologische testen, vooral bij chronisch geïnfecteerde dieren, echter is ook hierbij een vals negatieve uitslag niet uit te sluiten. Het wordt daarom aangeraden om bij een dier met symptomen en een negatieve uitslag de test na een aantal weken tot maanden nog eens te herhalen. Naast deze bloedtesten en de PCR is de parasiet ook onder de microscoop zichtbaar. Er kan daarom gekozen worden voor het nemen van biopten van de lymfeknopen, het beenmerg, de lever of de milt.

Een besmet dier kan, ondanks behandeling, nooit volledig genezen. Wel kunnen met een behandeling de ziekteverschijnselen worden tegengegaan, deze kunnen na verloop van tijd wel terugkomen. Het is realistisch om te verwachten dat een dier minimaal één en waarschijnlijk meerdere perioden in zijn leven langdurig en intensief met medicijnen behandeld moet worden en in sommige gevallen levenslang. Ook zal een besmet dier levenslang onder extra controle van de dierenarts staan en zijn regelmatige dierenartsbezoeken dus noodzakelijk. Het effect van medicatie op de ziekte wordt gecontroleerd door bloed- en urineonderzoek. Hou rekening met de jaarlijkse kosten voor deze medicijnen en onderzoeken!

Hartworm

Hartwormen, Dirofilaria immitis, zijn parasieten die kunnen worden overgebracht op honden en katten door muggen. De parasiet komt onder andere voor in warmere Europese landen, de Nederlandse Antillen, Amerika en Japan. Nadat een hond of kat gestoken is door een mug die deze parasiet bij zich draagt, komen er hartwormlarven in de bloedbaan van deze dieren. Aangekomen in de longslagader en de rechter harthelft, worden zij volwassen en produceren zij nieuwe larven. Katten zijn veel minder gevoelig voor deze ziekte dan honden. Bij de hond treden de eerste verschijnselen ongeveer vijf tot zeven maanden na besmetting op. De verschijnselen kunnen bijvoorbeeld hoesten, vermagering, benauwdheid en rechtszijdige hartfalen zijn. Een hond of kat kan er zelfs aan dood gaan.

Door middel van een bloedtest kan een hartworminfectie worden vastgesteld. Om daarna de ernst van de infectie te bepalen wordt vaak gebruik gemaakt van röntgenfoto’s van de borstkas en een echo van het hart. Hartworm kan lastig worden behandeld en de behandeling is intensief en potentieel gevaarlijk. Als medicijn om de volwassen wormen te doden wordt vaak een injectie met meerdere verschillende middelen gegeven. Vier tot zes weken na de eerste behandeling moet deze injectie herhaald worden en dit twee dagen achter elkaar. De gedode volwassen wormen kunnen gevaarlijk zijn voor het dier, omdat zij belangrijke bloedvaten kunnen verstoppen. In zo’n geval moet er chirurgisch worden ingegrepen. Niet alleen de volwassen wormen moeten worden bestreden, maar ook de larven; hiervoor worden meestal ontwormpillen gebruikt.

Gezondheidsinformatie via de stichting

Een goede stichting weet van de hierboven genoemde ziekten en aandoeningen af en weet welke ziekten voor hun dieren van belang zijn. Uiteraard kunnen zwerfhonden en –katten uit het buitenland ook andere ziekten oplopen, zoals de ziekte van Carré (hondenziekte) en de ziekte van Weil bij honden en niesziekte bij katten. Deze ziekten komen ook in Nederland voor en dieren kunnen hiertegen gevaccineerd worden. Voor invoer naar Nederland is alleen de rabiësvaccinatie verplicht. Na aankomst in Nederland is een stichting dan echter verplicht om een dier te vaccineren tegen parvo, hondenziekte en besmettelijke hepatitis (hond) of kattenziekte en niesziekte (kat). Dit moet minimaal zeven dagen voordat het dier geplaatst wordt in een gastgezin of bij een adoptant. Veel stichtingen regelen deze vaccinaties daarom al wanneer het dier nog in het buitenland is.

Een goede stichting houdt zich uiteraard aan de regels over import en vaccinaties. Dit kunt u als consument controleren in het Europese dierenpaspoort dat ieder dier heeft uit een ander Europees land of in het gezondheidscertificaat als de dieren uit niet-EU landen komen. Vraag daarnaast op welke ziekten en aandoeningen een stichting de dieren laat testen en welke behandelingen of vaccinaties een dier heeft gekregen.

Geef bij uw eigen dierenarts aan dat uw dier een adoptiedier is uit het buitenland. U kunt dan met uw dierenarts overleggen of extra (vervolg)onderzoeken aan te raden zijn.

Werkwijze stichting bij matchen dier en eigenaar

Een goede stichting heeft een verantwoorde en professionele aanpak van het adoptieproces. Hiermee wordt bedoeld dat de stichting u als consument voldoende voorlichting geeft over verantwoord dierbezit en over buitenlandse honden en katten, nog voor er sprake is van een matching tussen u en een hond of kat. Ook moet u de mogelijkheid krijgen om vragen te stellen wanneer u deze heeft. Wanneer de stichting geen antwoord kan geven of u niet verder kan helpen, moet de stichting meedenkend zijn en u via doorverwijzing alsnog aan informatie en antwoorden helpen.

Matching dier en baas

Het wordt aangeraden om bij het maken van een geschikte match tussen dier en baas zowel uw mening, maar vooral ook de mening en kennis van de stichting mee te laten tellen, aangezien de stichting beter in beeld heeft wat voor een dieren zij ter beschikking hebben. Een geschikte stichting zal net zo geïnteresseerd zijn in u, als u bent in de stichting en de honden en/of katten die zij aanbieden. De stichting moet voldoende informatie verzamelen over u als persoon, uw leefomgeving en leefstijl. Aan de hand van deze informatie kan een stichting bepalen of u geschikt bent voor een buitenlandse zwerfhond of -kat. De voorkeur gaat uit naar een persoonlijke kennismaking, nog voordat er daadwerkelijk één specifiek dier wordt aangewezen.

Gastgezin of niet?

Sommige stichtingen kiezen de aanpak van een directe adoptie. Deze stichtingen hebben een eigen website waarop zij honden en/of katten met afbeeldingen, filmpjes en/of tekst aanbieden aan de consument. U kiest vervolgens een dier uit, waarna het naar Nederland wordt getransporteerd. Vaak moeten deze dieren op het vliegveld of op een andere, soms openbare plaats worden opgehaald door hun nieuwe baas. Deze manier van matchen is niet ideaal.

In een meer ideale situatie is het dier voordat het definitief aan een nieuwe baas is gekoppeld, al in Nederland gevestigd, bijvoorbeeld in een gastgezin. Hier heeft het dier de mogelijkheid gehad om bij te komen van de reis en te wennen aan een leven als huishond in Nederland. De stichting kan dan een beter beeld krijgen wat voor een dier zij hebben geïmporteerd om zo een goede match te kunnen vinden. Daarnaast kan de matching in levenden lijve plaatsvinden. U kunt het dier op een rustig tempo leren kennen, waarna een beslissing kan worden genomen. Een goede stichting zal ook nooit haast hebben tijdens het matchingproces en geeft u voldoende tijd om na te denken over deze belangrijke beslissing.

Begeleiding en nazorg

Gedurende het hele matchingsproces is goede en voldoende begeleiding van belang en moet er ruimte zijn voor advies en hulp bij vragen. Een goede stichting biedt na de matching ook nazorg waar nodig. Bij nazorg kan gedacht worden aan de mogelijkheid om een gedragsdeskundige in te schakelen en advies en hulp bij vragen. Bij het kiezen van een goede stichting en een goede match tussen u en het dier is het van belang dat u kritisch en logisch blijft nadenken, bij twijfel kunt u het beter niet doen.

Adoptiecontract – rechten, plichten en eigenaarschap

Waar u als consument goed op moet letten zijn uw rechten en plichten. Zorg ervoor dat u het contract van een stichting kunt inzien. In de praktijk wordt er door stichtingen vaak gebruik gemaakt van een adoptiecontract. Wettelijk gezien bestaat adoptie alleen binnen het personen- en familierecht en slaat het alleen op kinderen. Juridisch gezien is een hond namelijk een ‘ding’ wat onder het eigendomsrecht valt en niet onder het familierecht. Het eigendomsrecht valt onder het zakenrecht, wat betekent dat u een hond niet kunt adopteren, alleen kopen, huren of lenen.

Koopcontract

De voorkeur gaat uit naar een koopcontract en niet naar een adoptie- of bruikleencontract, omdat u bij een koopcontract eigenaar van de hond of kat wordt en bij de adoptie- of bruikleenovereenkomsten niet. In de gebruikte adoptiecontracten staan ook vaak dubieuze bepalingen waar u als adoptant goed voor moet uitkijken. Denk daarbij aan bepalingen over het terugnemen van de hond of kat door de stichting, wanneer de stichting vindt dat u zich niet aan de afspraken houdt of het uitvoeren van huisbezoeken door de stichting na de adoptie. Ga met dit soort dubieuze bepalingen niet akkoord.

Kies in uw eigen belang dus voor een stichting die gebruik wil maken van een koopcontract. Een optie om zowel de stichting als u tegemoet te komen zou een combinatie van een bruikleencontract en een koopcontract zijn. Voor de eerste periode, bijvoorbeeld het eerste jaar, kunt u dan gebruik maken van een bruikleencontract. Zo heeft de stichting nog wat meer de controle wanneer de match geen succes blijkt te zijn. Na dit eerste jaar gaat u na goedkeuring van een onafhankelijke partij (dus niet u of de stichting), bijvoorbeeld door een gezondheidsverklaring van een dierenarts, over op een koopcontract. Wanneer u dit overweegt is het verstandig om een jurist in te schakelen. Ook wanneer het om een koopcontract gaat moet u alles goed doorlezen en bij twijfels, vragen of onduidelijkheden een jurist inschakelen om met u mee te lezen en denken. Op de website van het LICG is een uitgebreid artikel te vinden over ‘Adoptie- en herplaatsingscontracten’.

Gedrag van adoptiehonden

Het begeleiden van een voormalige zwerfhond is vaak niet zo eenvoudig; door hun voorgeschiedenis komen er relatief veel gedragsproblemen voor bij deze honden. Daarom is het aan te bevelen om alleen aan zo’n hond te beginnen als u al ervaring heeft met honden.

Veel voorkomend probleemgedrag

Veel honden uit het buitenland die in Nederland herplaatst worden, zijn in eerste instantie angstig en erg op hun hoede. Ze kunnen snel schrikken van onbekende geluiden of plotselinge bewegingen en bang zijn voor vreemde mensen (soms vooral mannen), andere honden of verkeer.

Regelmatig wordt gezien dat een voormalige zwerfhond zich enorm aan zijn eigenaar hecht, maar afstandelijk of wantrouwend is naar vreemde mensen. Ook verlatingsangst komt geregeld voor. Dit kan te maken hebben met de band tussen moeder en kind in de vroege puppytijd.

Daarnaast heeft een deel van deze honden een vrij goed ontwikkeld jachtinstinct en mede daardoor neiging tot het achternajagen van bijvoorbeeld katten en konijnen, maar ook fietsers en joggers. Reuen hebben een sterke neiging om weg te lopen, zeker als er loopse teven in de buurt zijn. Ook komt blaffen naar bezoek voor; dat kan uit angst zijn voor onbekenden, maar kan ook territoriaal gedrag zijn of een combinatie daarvan. Honden die per auto vervoerd zijn hebben nogal eens last van wagenziekte en kunnen ook later autorijden eng of vervelend blijven vinden.

Herkomst is van invloed op gedrag

Het gedrag hangt deels af van waar de hond oorspronkelijk voor gebruikt is: bijvoorbeeld voor de jacht of de renbaan, als bewaking van kuddes of als huishond. Een deel van het gedrag wordt immers bepaald door erfelijke factoren.

Berghonden of kruisingen daarvan uit met name Oost-Europa blijken bijvoorbeeld vaak erg onafhankelijk en afstandelijk en ze kunnen lang met angstagressie en intolerantie (vaak vanwege hun goed ontwikkeld territoriaal gedrag) blijven reageren op alles wat vreemd is. Men moet zijn leven dan helemaal aanpassen aan de hond. Ze zijn daarom niet geschikt als gezinshond in een stad of woonwijk. Eventueel kunnen ze soms wel als waakhond fungeren in het buitengebied.

Daarnaast is het gedrag ook beïnvloed door leerervaringen. Als de hond heeft moeten vechten voor zijn eten op straat, levert dat vaak voernijd op, of competitief gedrag rondom andere belangrijke dingen (speeltjes, lig- en rustplekken). Honden die in een stad hebben geleefd zijn veel beter gewend aan mensen en verkeer en passen zich sneller aan dan honden uit dunbevolkt plattelandsgebied.

Het is dus belangrijk om iets te weten te komen over de erfelijke aanleg en de herkomst van de hond.

Socialisatie, vroege ervaringen en de relatie met mensen

Socialisatie, het wennen aan allerlei dingen tijdens de eerste levensmaanden, heeft een grote invloed op het gedrag, ook op lange termijn. Honden die niet in of bij huis zijn opgegroeid en niet jong aan de nabijheid van mensen gewend zijn, blijven vaak hun leven lang angstig voor mensen. Deze honden zijn niet geschikt voor adoptie naar Nederland, want dan gaan ze een leven vol stress tegemoet. Zo’n gebrek aan socialisatie is heel lastig te behandelen en er zijn geen methoden bekend die dit helemaal verhelpen; de hond zal vaak altijd angstig blijven als hij bij mensen in huis moet leven.

Honden die wel in de buurt van mensen zijn opgegroeid en aan mensen gewend zijn, kunnen meer mensgericht zijn. Dat hangt echter ook af van hoe deze zwerfhonden bejegend zijn. Straathonden die getolereerd zijn door de mensen in hun omgeving of honden die een veilige eerste levensfase hebben gehad met hun moeder bij mensen in huis, zijn minder wantrouwend dan honden die overal weggejaagd zijn of mishandeld zijn. Soms zijn zulke zwerfhonden alleen gericht op mensen als bron van voedsel(-resten), en blijven ze verder uit hun buurt.

Voormalige huishonden die naar een asiel gebracht zijn of jonge pups die wel zijn opgegroeid in nabijheid van mensen kunnen zich soms gemakkelijker aanpassen aan het leven in een gezin en kunnen vriendelijke en relatief probleemloze honden zijn. Dit is echter ook erg afhankelijk van de geschiedenis van zo’n hond.

Bij pups is het erg belangrijk dat ze een goede, veilige band met hun moeder gehad hebben. De moederhond vormt een veilige basis voor de pups om de wereld te leren kennen. Bij pups die vroeg (voor 40 dagen) van hun moeder gescheiden worden, blijkt uit onderzoek een grotere kans te bestaan op onder andere gevoeligheid voor geluiden, overdreven blafgedrag, aandachttrekkend gedrag, bezitterig gedrag ten opzichte van speelgoed, angstig gedrag naar vreemden en algemeen angstig gedrag bij bijvoorbeeld het wandelen op straat dat soms jarenlang kan blijven bestaan. Is de moederhond bijvoorbeeld overleden op straat of worden de pups moederloos gevonden, dan is het waarschijnlijk dat de kans op gedragsproblemen daardoor groter is.

Ook kan stress bij de moederhond tijdens de dracht een negatieve invloed hebben op het gedrag van haar nakomelingen. Heeft de teef onder veel stress geleefd dan zullen haar pups meer kans hebben op het ontwikkelen van o.a. angst. Ook ondervoeding van de teef kan effect hebben op de hersenontwikkeling van de pup en daarmee op het gedrag.

Honden die zijn mishandeld en daarna gedumpt kunnen daardoor gedragsproblemen ontwikkelen zoals angst of angstagressie.

Het is dan ook aan te raden zoveel mogelijk te weten te komen over de omstandigheden waaronder de hond is gevonden en hoe hij heeft geleefd. Dit geeft een indicatie over het gedrag dat u kunt verwachten en mogelijke problemen.

Tips voor begeleiding van geadopteerde honden

De eerste tijd moet de hond vaak wennen en soms is hij erg angstig, waardoor het moeilijk is om al inzicht te krijgen in het karakter van de hond. Na enkele maanden went hij aan zijn nieuwe situatie en wordt hij meestal zelfverzekerder. Angstig gedrag verbetert vaak met de tijd, maar soms kan dan ander ongewenst gedrag tevoorschijn komen, zoals uitvallen in situaties waarin hij dat eerst niet durfde (bijvoorbeeld bij hond-hond agressie, territorialiteit zowel naar mens als hond, prooivanggedrag). Dat geldt zeker als hij de eerste periode niet goed begeleid wordt.

Om de adoptie van een voormalige zwerfhond te laten slagen, is de begeleiding in die eerste periode dan ook van grote invloed. Hieronder leest u een aantal belangrijke tips.

Rustig aan

Heb GEDULD. Zwerfhonden zijn doorgaans niet gewend aan een leven in huis bij een gezin in een woonwijk. Daarbij komt de stress van het van straat vangen, in een opvang leven, klaargemaakt worden voor transport, het transport zelf en geplaatst worden bij een nieuwe eigenaar. Zo’n hond heeft daarom ruim de tijd nodig om te kunnen wennen aan zijn nieuwe situatie. De eerste tijd is het heel belangrijk dat hij met hele kleine stapjes kan wennen. Laat hem eerst wennen aan zijn nieuwe huis en gezin: ontvang de eerste periode geen bezoek dat de hond wil zien en neem hem niet mee naar het uitlaatveld waar allerlei andere honden en mensen zijn.  Een paar dagen is daarvoor doorgaans niet voldoende tijd!

Houd er rekening mee dat de stress niet altijd gemakkelijk aan de hond te zien is. Een hond die rustig en meewerkend lijkt te zijn, kan dit doen omdat hij niet durft te protesteren. Zorg daarom dat u hondentaal en stress kunt herkennen.

Aanlijnen kan voor dergelijke honden eng zijn, daarom kan het in het begin handig zijn de riem of het tuig om te laten. Oefen met het rustig aanlijnen als de hond wat vertrouwen in u krijgt. Oefen met kleine voerbeloningen om alles positief te maken rondom het aanlijnen, en voorkom altijd dat u naar de hond moet graaien.

Loop de eerste tijd een klein, vast rondje en loop niet op het moment dat er veel honden worden uitgelaten. Pas als de hond niet meer steeds op zijn hoede is, breidt u dat langzaam wat uit. Houd de hond aan de lijn. Neem brokjes mee zodat u hem kunt afleiden en belonen.

Laat de hond in zijn eigen tempo nieuwe dingen onderzoeken; dwing hem niet. Met brokjes kunt u dingen extra positief maken. Probeer hem echter niet met voer te verleiden tot dingen die hij duidelijk nog veel te eng vindt, want dat kan soms tot angstagressie leiden. Maak de sessies nooit te lang.

Het is belangrijk dat de hond na enige tijd ook oefent in contact maken met andere mensen. Laat onbekenden de hond echter niet meteen aaien. Laat de hond bepalen of hij contact wil zoeken en vraag mensen de hond niet aan te raken, ook niet als de hond zelf komt snuffelen. De hond doet dat vaak om informatie te verzamelen, maar het wil niet altijd zeggen dat hij ook sociaal contact wil.

Geef de hond wel structuur (zoals een vaste dagindeling en vaste patronen in wat u doet), geef aan wat u verwacht, praat met uw hond voor steun en afleiding, en laat hem niet alles zelf uitzoeken. Bescherm hem tegen situaties die nog te moeilijk zijn. Geef de hond een prettige, vaste rustplek waar hij zich veilig voelt.

Werk op die manier vooral aan een vertrouwensband, en daarnaast aan zaken als zindelijkheid en in een later stadium aan alleen blijven. Let goed op het gedrag van uw hond, houd bij of er verbetering optreedt. Probeer ongewenst gedrag te voorkomen door vooruit te denken en maak veel gebruik van beloning.

Voorkom ontsnappen

Zorg dat de hond niet kan ontsnappen. Diverse stichtingen verplichten een speciaal tuig met drie banden; hierbij zit nog een band om de buik zodat de hond zichzelf niet uit het tuig kan wringen. Deze honden kunnen erg goed zijn in het zelf verzinnen van oplossingen voor problemen; zo kunnen sommige honden deuren openspringen, dus het kan verstandig zijn de deurklinken rechtop te zetten. Zorg dat de chip van de hond op uw naam en adres geregistreerd staat, en geef hem een adreskokertje. Een GPS-tracker aan zijn halsband of tuig kan ook handig zijn! Laat de hond niet onbeheerd in de tuin en houd er rekening mee dat sommige honden heel hoog kunnen springen of zichzelf snel kunnen uitgraven, over uw schutting heen of er onderdoor. Zorg dus voor een goede omheining en goede sloten en maak eventueel een sluisdeur bij de uitgang van uw tuin, zodat de hond niet direct weg kan glippen als er iemand in- of uitgaat.

Begeleiding, privéles, hondenschool of gedragstherapeut

Hoewel de hond rustig moet kunnen wennen, is het ook belangrijk dat u zelf begeleiding heeft in het omgaan met de hond. Een reguliere les bij de hondenschool is voor adoptiehonden doorgaans nog niet geschikt omdat ze te veel stress hebben door de nabijheid van andere mensen, andere honden en allerlei zaken op het veld die hun aandacht opeisen. Ook is het voor deze honden veel belangrijker om te werken aan vertrouwen, wennen aan allerlei dagelijkse dingen en aandachtstraining dan aan reguliere oefeningen doen (uitgezonderd het hier komen). Er zijn hondenscholen die speciale, kleine groepjes hebben voor geadopteerde honden. Privéles kan ook een uitkomst zijn. Sommige stichtingen geven zelf dergelijke begeleiding.

Merkt u dat sommige dingen lastig zijn of dat er gedragsproblemen ontstaan, schakel dan zo snel mogelijk een gediplomeerde hondengedragstherapeut in zodat het probleemgedrag geen kans krijgt om verder te ontwikkelen en in te slijten. Tips voor het vinden van een goede gedragstherapeut vindt u in ons artikel over ‘Gedragstherapie voor honden’.

Weet waar u aan begint

Adopteer nooit zomaar een hond of kat uit het buitenland ‘omdat u een dier wilt redden’ of omdat de foto’s op internet zo leuk zijn. Bent u ervan overtuigd dat u degene bent die zo’n hond of kat een goede toekomst kunt bieden?

Overweegt u een dier uit het buitenland te adopteren, zorg dan dat u goed voorbereid te werk gaat. Verdiep u van tevoren in de stichting die deze dieren aanbiedt, vraag na hoe zij te werk gaan en teken alleen een contract als u zich kunt vinden in de voorwaarden. Hou er rekening mee dat er in het buitenland ziekten en aandoeningen kunnen voorkomen, waar ook uw geadopteerde hond of kat last van kan hebben of krijgen. Ook kan een dier in Nederland niet altijd even makkelijk wennen aan het leven als huisdier. Dit alles kan financiële en emotionele gevolgen hebben.

Doe vooraf goed onderzoek over welk type hond bij u past. Zorg dat u een geadopteerde hond goed kunt begeleiden. Dit zal een heel ander proces worden dan als u een pup bij een fokker haalt. De begeleiding van het dier zal veel tijd en energie vergen, wellicht zult u hulp moeten inschakelen en de kans op gedragsproblemen is relatief groot. Bepaalde gedragsproblemen kunnen zo’n invloed hebben dat u uw leven zult moeten aanpassen aan de hond. Dat moet u er wel voor over hebben. Uit onderzoek van de Hondenbescherming blijkt dat het percentage eigenaren dat zijn hond herplaatst, relatief groot is onder eigenaren van adoptiehonden. Bedenk dus heel goed of u echt bereid bent zich aan de hond aan te passen en er veel tijd, energie en soms ook geld in te steken.