Sluiten

Kousenbandslang

De meeste kousenbandslangen zijn overdag actief. Ze zien er mooi uit en ze zijn over het algemeen actiever dan veel andere slangensoorten. Veel kousenbandslangen vinden het leuk om te klimmen en houden ook erg van water. Het terrarium moet daarom groot genoeg zijn. Het terrarium moet goed worden afgesloten, want kousenbandslangen zijn meesterontsnappers. Veel nakweek Thamnophis soorten zijn geschikt voor een beginnende reptielenhouder.

Kies het juiste dier voor uw situatie: lees vóór het kopen eerst of de kousenbandslang het huisdier is dat u zoekt.

Algemeen

Het geslacht Thamnophis dankt zijn Nederlandse naam aan de lengtestrepen die lijken op een kousenband. Kousenbandslangen hebben maximaal drie van die strepen: één rugstreep en twee zijstrepen. Soms ontbreekt alleen de rugstreep, soms ontbreken beide zijstrepen en soms ontbreken zelfs alle strepen. De kleur van de strepen is heel divers: wit, geel, rood, oranje, bruin en zelfs groenige en blauwige tinten komen voor. Ook de achtergrondkleur is variabel: felgeel, grijs, donkerbruin en diepzwart worden gezien. In deze achtergrondkleur zijn vaak stippen en vlekken aanwezig. Hierdoor ontstaat een gespikkeld, gestreept of gevlekt patroon, soms zelfs een dambordpatroon. De ogen zijn groot en hebben een ronde pupil.

Kousenbandslangen worden in gevangenschap gemiddeld 10 jaar oud, al zijn er soorten die flink veel ouder kunnen worden.

Verschillende varianten

Er zijn inmiddels meer dan dertig soorten kousenbandslangen beschreven, waarvan vele ook nog eens meerdere ondersoorten kennen. Het onderscheid tussen deze soorten en ondersoorten is zelfs voor de expert vaak moeilijk te maken.

Veel soorten kousenbandslangen zijn goed in een terrarium te houden. Bijvoorbeeld: Thamnophis elegans (T. elegans), T. proximus, T. radix, T. sauritus en T. sirtalis.

De lengte van een kousenbandslang verschilt per soort. Gemiddeld worden de hier genoemde soorten 50 tot 100 centimeter lang, maar lengtes tot ongeveer 140 centimeter komen voor. Het is goed om hier rekening mee te houden bij de aanschaf van een terrarium.

Van nature

Kousenbandslangen komen in het wild voor in grote delen van Noord- en Midden-Amerika; van de oost- tot de westkust en van Costa Rica tot Canada en zelfs het zuidelijke deel van Alaska. De slangen komen in zo’n groot gebied voor doordat ze geen bijzonder specifiek dieet hebben en zich uitstekend aan de omstandigheden kunnen aanpassen. De natuurlijke leefomgeving is dan ook divers: van moerassen, hellingen (tot hoogtes van bijna 4000 meter), kustgebieden en afvoerkanaaltjes tot onbebouwde percelen. Ze leven zowel in vrij droge als ook in natte gebieden, maar meestal wel in de buurt van water of in ieder geval vochtige moerassen.

De meeste kousenbandslangen zijn dagactief. Sommige soorten, zoals T. proximus en T. sirtalis, zijn zowel dag- als nachtactief. Kousenbandslangen zijn over het algemeen actiever dan de meeste andere als huisdier gehouden slangensoorten. Tijdens de koelere delen van de dag zwerven kousenbandslangen door hun territorium op zoek naar voedsel.

Vanwege hun dagactieve levenswijze hebben kousenbandslangen een relatief goed gezichtsvermogen. Geuren worden waargenomen met de neus en het zogenaamde vomeronasaal orgaan. Het vomeronasaal orgaan bestaat uit een aantal putjes in het dak van de bek. Door de tong worden er geurdeeltjes naartoe gebracht. Ook kunnen kousenbandslangen goed trillingen en kleine warmteverschillen waarnemen. Al deze zintuigen worden ingezet bij de jacht op prooidieren. De kousenbandslang grijpt een prooi met zijn bek en werkt die met kauwende bewegingen in zijn geheel naar binnen. Gifstoffen in het speeksel van de kousenbandslang helpen bij het verlammen van de prooi. Deze gifstoffen zijn ongevaarlijk voor mensen. Bovendien wordt bijten van een mens verhinderd omdat de bek van een kousenbandslang maar klein is, en de giftanden achterin de bek zitten.

Als kousenbandslangen zich bedreigd voelen, zullen ze over het algemeen vluchten. Als vluchten niet mogelijk is, zullen ze zich verdedigen: eerst door dreigen en als dat niet helpt door te bijten. Een laatste verdedigingstechniek van kousenbandslangen is het legen van de anaalklieren, waarbij vaak tegelijkertijd ontlasting geloosd wordt. Hierbij komt een zeer onaangename geur ('musk') vrij.

Alle Thamnophis soorten overwinteren als voorbereiding op de paartijd in grote groepen (tot wel enkele duizenden dieren) in holen in de grond, ieder jaar op dezelfde plek. De trek naar die holen toe, vaak over een grote afstand, begint in de periode september tot november. Tijdens de winterrust, in de paartijd en in de werptijd leven kousenbandslangen in grote groepen op een klein oppervlak. In de zomermaanden leven ze verspreid over een veel groter gebied. Bepaalde soorten (zoals T. elegans, T. radix, T. saurita en T. sirtalis) leven in de actieve perioden van het jaar zelfs solitair.  

Huisvesting

Bij het opzetten, inrichten en onderhouden van een terrarium komt heel wat kijken. In de handleiding over terrariumtechniek leest u hoe u dat aan kunt pakken.

De meeste Thamnophis-soorten kunnen zowel alleen als in groepen worden gehuisvest. Huisvest T. elegans bij voorkeur individueel, omdat bij deze soort vaak kannibalisme voorkomt. Ook voor de soorten T. marcianus en T. sirtalis lijkt het verstandiger om ze alleen te huisvesten, al zijn de meningen hierover verdeeld.

Het terrarium moet voldoende, goed geplaatste ventilatieopeningen hebben. Vermijd tocht. Kousenbandslangen zijn meesterontsnappers. Let er dus op dat het deksel of de deuren goed sluiten en dat de ventilatieopeningen niet zo groot zijn dat de slang zich erdoor zou kunnen wurmen of erin klem zou kunnen komen te zitten.

De vereiste grootte van het terrarium is afhankelijk van het soort kousenbandslang. Het helemaal uit kunnen strekken van hun lichaam behoort tot de natuurlijke behoeften van een slang. Wetenschappelijke onderzoeken laten zien dat het houden van slangen in te kleine verblijven schadelijk is voor het dierenwelzijn. Verblijven die te klein zijn om zich in uit te strekken worden in verband gebracht met meer stress, gedragsproblemen en een groter risico op ziekte.

Gemiddeld worden de hier genoemde soorten kousenbandslang 50 tot 100 centimeter lang, maar lengtes tot ongeveer 140 centimeter komen voor. Informeer vooraf dus goed hoe lang de soort kan worden die u op het oog heeft en zorg voor een voldoende groot terrarium.

Houdt u meerdere slangen bij elkaar, dan is een groter terrarium nodig dan wanneer u een slang alleen huisvest. Voor drie volwassen kousenbandslangen volstaat in veel gevallen een terrarium met afmetingen van ongeveer 120x60x70 centimeter (lengte x breedte x hoogte).

De verlichting kunt u het beste over het grootste deel van terrarium. U kunt gebruik maken van (LED) TL-balken en één of twee spotjes van 25 tot 40 Watt. Kousenbandslangen hebben ook UV(B)-licht nodig voor de aanmaak van vitamine D. Sommige lampen combineren UVB-licht en warmte. Laat u hierover goed voorlichten voordat u lampen aanschaft.

Het aantal verlichtingsuren per dag moet worden aangepast aan het jaargetijde. ’s Zomers mag de verlichting maximaal veertien uur per dag branden, ’s winters mag de verlichting gedurende enkele weken uitgeschakeld zijn. Zorg voor een geleidelijke overgang tussen deze fasen.

De spotjes (25-40W) en/of de UV-lamp kunnen gebruikt worden om het terrarium mee te verwarmen. Let op dat de slangen geen direct contact met de lampen kunnen maken, omdat dit ernstige brandwonden oplevert. Plaats bijvoorbeeld een fijnmazige kooiconstructie om de lamp(en) heen.

Zorg ervoor dat er een temperatuurverloop (gradiënt) aanwezig is in het terrarium, bijvoorbeeld door de lampen aan één kant van het terrarium te monteren. Hierdoor kunnen de slangen zelf de gewenste temperatuur kiezen. Ze zullen vaak onder de spotjes gaan liggen om zich op te warmen: op die plek mag de temperatuur overdag dan ook oplopen tot 30 tot maximaal 40 graden Celsius. Leg er een platte steen neer waarop ze kunnen liggen. In de rest van het terrarium mag de temperatuur dalen tot ongeveer 25 graden Celsius in de zomer en 18 graden Celsius in de winter.

’s Nachts mag de temperatuur in het terrarium dalen tot kamertemperatuur (15-20 graden Celsius). Vaak kan de verwarming worden uitgeschakeld, maar indien nodig kan voor nachtelijke verwarming een warmtematje onder het terrarium worden gelegd of een rode of blauwe lamp in het terrarium worden geplaatst. Het warmtematje mag maximaal de helft van het bodemoppervlak beslaan, kan ook overdag ingezet worden als bijverwarming en moet ingesteld worden op 18 tot 20 graden Celsius. Laat nooit ’s nachts de TL-lampen of spots branden, want de slang heeft een dag-nachtritme nodig.

In de winter kunnen zowel de verlichting als de verwarming geleidelijk uitgeschakeld worden voor de winterrust.

Kousenbandslangen moeten in een relatief droog terrarium worden gehouden, met een luchtvochtigheid van 40-60%, maar wel met permanent vochtige plekken zoals een waterbak. Controleer dagelijks het klimaat in het terrarium. Om de kans op vervellingsproblemen door de droogte klein te houden, is het verstandig om behalve een waterbak ook een plastic bewaarbox met daarin vochtig veenmos (Spaghnum) in het terrarium te plaatsen. Maak een klein gat in het deksel waardoor de slangen gemakkelijk in en uit de box kunnen en zet de box met het deksel erop in het terrarium.

Zorg voor een ruime waterbak, waar alle slangen tegelijk in kunnen liggen. Veel soorten kousenbandslangen (bijvoorbeeld T. proximus) houden erg van water om in te liggen of in te zwemmen. Verder dient het water als drinkplaats en soms ook als toilet. U kunt filtratie op de waterbak aansluiten. De aanwezigheid van waterplanten wordt op prijs gesteld door de dieren. Ververs het water dagelijks.

De belangrijkste voorwaarde voor een goede bodembedekking is dat deze droog is en niet stoft. Een te natte en/of vuile bodembedekking kan leiden tot huidproblemen. Als bodembedekking kan een laagje kranten of keukenpapier worden gebruikt met daarop een laag humus, houtsnippers, schorssnippers, kokosvezel, mos, blad of een combinatie daarvan. De dieren kruipen hier graag in weg, dus zorg voor een voldoende dikke laag.

Veel kousenbandslangen klimmen graag: plaats daarom brede klimtakken of boomstronken in het terrarium. In de achterwand van het terrarium kunnen plateaus worden gemaakt waarop de dieren kunnen liggen.

Verder moet het terrarium zijn voorzien van meerdere schuilplaatsen (zoals holle boomstronken); minimaal één in het warme en één in het koele deel van het terrarium. In een terrarium zonder schuilplaatsen voelen kousenbandslangen zich niet veilig. De aanwezigheid van robuuste (kunst)planten zorgt ook voor beschutting.

Sommige Thamnophis-soorten, bijvoorbeeld T. elegans, kunnen in Nederland een groot deel of zelfs het gehele jaar buiten worden gehuisvest. Als u uw kousenbandslangen buiten wilt huisvesten, laat u dan informeren door iemand die hier ervaring mee heeft. Neem bijvoorbeeld contact op met liefhebbersverenigingen.

Winterrust

De winterrust is een natuurlijk verschijnsel en is daarom aan te bevelen, ook als u niet met de dieren wilt kweken. Voorafgaand aan kweek is een winterrust van vier tot twaalf weken (november tot maximaal begin maart) noodzakelijk.

De voorbereiding voor de winterrust neemt minimaal twee weken in beslag en bestaat uit het geleidelijk afbouwen van de verwarming en het aantal uren licht per dag. Voordat de voorbereiding voor de winterrust kan beginnen, moeten de slangen twee weken niet gevoerd zijn. Vervolgens mag tot vlak na het einde van de winterrust niet meer gevoerd worden.

Een week na het uitschakelen van de verwarming en de verlichting in het terrarium kunnen de slangen overgebracht worden naar hun winteronderkomen. Dat winteronderkomen moet staan op een koele (temperatuur onder tien graden Celsius) maar vorstvrije plek. Noordelijke soorten kunnen eventueel overwinteren in de koelkast. Laat u hierover informeren door iemand met ervaring.

In hun winteronderkomen moet een dikke laag bodembedekking aanwezig zijn, omdat de dieren zich erin ingraven. Bevochtig ongeveer één keer per week het oppervlak van de bodembedekking licht met een plantenspuit. Op de binnenkant van het deksel moet condens aanwezig zijn: is dit niet het geval, sproei dan vaker. Controleer bij het openen van de bak voor het sproeien altijd ook even de slangen. De dieren moeten altijd beschikken over drinkwater, maar mogen tijdens de winterrust niet gevoerd worden.

Stel bij dieren die aan het vervellen zijn de winterrust uit tot na de vervelling. Jongen die in de zomer van hetzelfde jaar geboren zijn en zich goed hebben ontwikkeld, kunnen prima de winterrust doorstaan. Jongen die slecht ontwikkeld zijn of die in de herfst geboren zijn, kunnen beter warm gehouden en gewoon doorgevoerd worden. Datzelfde geldt voor drachtige vrouwtjes met duidelijk voelbare embryo’s of follikels ('eieren').

In het voorjaar kunnen de slangen weer overgebracht worden naar het terrarium en kunnen de temperatuur en verlichting weer geleidelijk teruggebracht worden naar het normale niveau. Vaak hebben de dieren dorst; wanneer de dieren goed hebben gedronken en de temperatuur op peil is, kan voer worden aangeboden. Meestal zullen de dieren echter voedsel weigeren tot na de eerste vervelling.

Verzorgen en hanteren

Observeer de slang regelmatig zodat u onregelmatigheden bijtijds opmerkt. Het is handig om een overzicht bij te houden van wanneer en hoe uw slang eet en vervelt, zodat u afwijkingen kunt herkennen.

Controleer iedere dag de vochtigheid en temperatuur in het terrarium. Vervang dagelijks het water in de waterbak door schoon lauw water en verwijder daarbij tegelijkertijd niet-opgegeten voedsel en ontlasting uit het terrarium.

Gemiddeld eens per maand moet het hele terrarium leeggehaald en in zijn geheel schoongemaakt worden, inclusief volledige vervanging van de bodembedekking. Kranten gebruikt als bodembedekking moeten vaker vervangen worden. Was alle inrichtingsmaterialen af met heet water. Doe dit in een emmer die vervolgens uitsluitend nog gebruikt wordt voor het schoonmaken van het terrarium. Zo voorkomt u dat ziekten worden overgebracht op mensen, en dat ziekten worden uitgewisseld tussen verschillende dieren. Als desinfectie van het terrarium en de inrichting nodig is, gebruik dan een geschikt desinfectans, spoel goed na en droog vervolgens alles goed af. Geschikte desinfectiemiddelen zijn verkrijgbaar bij uw dierenarts of dierenspeciaalzaak.

Slangen vinden het doorgaans niet erg prettig om gehanteerd te worden. Dit geldt zeker voor kousenbandslangen, omdat zij over het algemeen erg nerveus zijn. Ze voelen zich snel bedreigd als ze worden gehanteerd en laten dan een stinkende vloeistof (‘musk’) uit hun cloaca vloeien.

Is hanteren nodig, dan kunt u uw kousenbandslang oppakken door hem halverwege het lichaam voorzichtig, maar zonder aarzeling, vast te pakken. Geef de slang vervolgens steun door hem op uw handen/armen te zetten. Laat de slang zijn eigen weg gaan, maar zorg er altijd voor dat u de slang net achter de kop kunt beetpakken wanneer hij/zij een ongewenste richting uit gaat. Let op: kousenbandslangen zijn snel en behendig, dus het ontsnappingsgevaar is groot.

Om de kans op beten te verkleinen, moet u ervoor zorgen dat u niet naar prooi ruikt als u de slang gaat hanteren. Dieren die al wat langer in gevangenschap worden gehouden, bijten zelden. Drachtige dieren, dieren in winterrust en dieren die bij een te lage temperatuur worden gehouden, zijn sneller geneigd te bijten. Houd slangen vanwege het risico op beten nooit in de buurt van uw gezicht. Als u gebeten wordt en de slang niet loslaat, wat gelukkig zeer zelden gebeurt, moet u de slang net achter de kop beetpakken en de kop naar voren, dus in de richting van uw huid duwen. Op die manier komen de naar achteren gerichte tanden los uit uw huid.

Reptielen kunnen drager zijn van Salmonella-soorten en andere ziekteverwekkers die voor mensen potentieel gevaarlijk zijn.  Was na het verzorgen, voeren, hanteren van uw kousenbandslang en/of  het schoonmaken van het terrarium daarom altijd direct uw handen met warm water en zeep gedurende tenminste 30 seconden.

Laat kinderen nooit zonder toezicht een slang hanteren. Zorg er ook voor dat ze het terrarium niet open kunnen maken als u er niet bij bent.

Voeding

Kousenbandslangen zijn net als alle andere slangen carnivoren (vleeseters). In de natuur eten ze vrijwel alle dieren die ze kunnen overmeesteren, zoals naaktslakken, regenwormen, kleine hagedissen, amfibieën, vogels, vissen en knaagdieren.

In gevangenschap kunnen kousenbandslangen gevoerd worden met dode pinkies (nestmuizen zonder haar en met gesloten ogen), (zoetwater)vis, regenwormen en naaktslakken. Het voeren van levende gewervelde prooidieren is op basis van de Wet Dieren niet toegestaan. Pinkies en vis kunt u kopen in de reptielenspeciaalzaak. Regenwormen en naaktslakken kunt u zelf vangen. Let er wel op dat u deze vangt op een plek waar geen gif is gebruikt. Als aanvulling kunt u ook vleesbijproducten (bijvoorbeeld hart) en/of kattenvoer geven. Hart mag echter geen hoofdbestanddeel van de voeding vormen.

Bij het voeren van vis, is het verstandig om na te gaan of de gevoerde vissoort thiaminase bevat. Thiaminase is een enzym dat in veel vissoorten voorkomt en dat vitamine B1 afbreekt. Uw slang kan daardoor een tekort aan vitamine B1 krijgen, wat onder andere zorgt voor problemen met de motoriek (beweeglijkheid). Vooral zoetwaterspiering, kabeljauw, grijze harder en bandeng bevatten veel thiaminase, maar het enzym wordt ook aangetroffen in bijvoorbeeld voorntjes en goudvissen. Vermijd indien mogelijk thiaminase bevattende vis. Een andere goede optie is het verhitten van de vis gedurende minimaal 5 minuten bij 80 graden Celsius. Dit maakt het thiaminase onwerkzaam.

Zorg ervoor dat er geen grote stukken graat in de vis(reepjes) zitten, maar breek de graat in kleine stukjes om beschadigingen van het darmkanaal te voorkomen. Vette vis mag slechts in geringe mate en bij voorkeur alleen vers aangeboden worden.

De voeding moet worden aangevuld met multivitaminen en mineralen. Overleg het type en de dosering met een dierenarts of iemand die veel ervaring heeft met kousenbandslangen.

Kousenbandslangen eten lichtverteerbaar voer en hebben een vrij snelle stofwisseling. Dit betekent dat ze vaker moeten worden gevoerd dan de meeste andere slangensoorten: namelijk ongeveer 2 tot 3 keer per week voor volwassen kousenbandslangen.

Pasgeboren jongen kunnen goed gevoerd worden met kleine (stukjes) vis, naaktslakken en/of regenwormen in stukjes. De eerste maaltijd kunt u een dag na de eerste vervelling aanbieden. Jongen moeten om de dag gevoerd worden. Verlaag de voerfrequentie geleidelijk tot die voor volwassen kousenbandslangen.

Kousenbandslangen eten van nature meestal niet aan het einde van de dracht en ook niet tijdens de winterrust. Dat is geen probleem. Als uw slang onder andere omstandigheden stopt met eten, is het van belang erop te letten of de slang afvalt en of de algehele conditie achteruitgaat. Raadpleeg bij twijfel over de gezondheid van het dier altijd een dierenarts.

In principe kan het voer op een schaaltje in het terrarium worden gezet, maar het individueel voeren van alle slangen met een voertang heeft de voorkeur. Zo weet u precies welke slangen wel en welke niet hebben gegeten en krijgt iedere slang zijn deel. Ook hebben ze zo niet de mogelijkheid alleen de lekkerste dingen te eten en is het risico op ruzies over voeding zeer klein.

Zorg ervoor dat bevroren prooidieren goed ontdooid zijn voordat u ze voert. Dit kan in de koelkast of in een zakje in warm water. Ontdooi prooidieren nooit in de magnetron. Dit verandert de samenstelling van het vlees en verhoogt het risico op snel bederf waardoor uw slang ziek kan worden.

Voer met een voedertang of pincet, nooit met de blote hand! U kunt de interesse van de slang voor een dode prooi wekken door de prooi voor de neus van de slang heen en weer te bewegen. Het kan een goed idee zijn om uw slang in een andere bak dan zijn of haar terrarium te voeren. De slang zal dan de andere bak in plaats van het terrarium in verband brengen met voedsel, waardoor de kans dat uw hand wordt aangezien voor een prooi als u de slang uit het terrarium wilt pakken afneemt. Ook kunt u dan goed zien of het eetpatroon van uw slang normaal is.

Zorg ervoor dat er altijd vers drinkwater in het terrarium is.

Voortplanting

Mannelijke kousenbandslangen zijn in het algemeen kleiner dan vrouwtjes en hebben een relatief langere staart. Ook hebben mannetjes een bredere staartbasis: het lichaam van het vrouwtje wordt achter de cloaca abrupt iets smaller, bij mannetjes is de breedte van dit gebied even groot als het voorste deel of zelfs breder. Door inwendig onderzoek (sonderen van de hemipenis-zakjes) door een deskundige kan bijna altijd correct bepaald worden wat het geslacht van uw slang is.

Kousenbandslangen zijn geslachtsrijp op een leeftijd van ongeveer twee jaar. Kort na de opwarming in het voorjaar en uiterlijk na de eerste vervelling na de winterrust worden de slangen paringsbereid. Kousenbandslangen planten zich één tot twee keer per jaar voort. Het vrouwtje is in staat om een deel van het zaad van de paring op te slaan. Tot soms wel drie jaar later kan het vrouwtje zich nog bevruchten met opgeslagen sperma.

Drachtige vrouwtjes worden snel dikker en de jongen zijn vanaf ongeveer een maand dracht halverwege de lengte van de slang en later steeds verder in de richting van de staart voelbaar. Het vrouwtje gaat meer eten en blijft in ieder geval de eerste helft van de dracht eten. Hoogdrachtige vrouwtjes moeten individueel gehuisvest te worden om ze zoveel mogelijk rust te geven. De dracht duurt bij kousenbandslangen gemiddeld ongeveer 60 tot 90 dagen, maar afhankelijk van de soort en de weersomstandigheden kan dit korter of langer zijn. Bij T. elegans zijn zelfs drachten met een duur van 120 tot 150 dagen beschreven.

Kousenbandslangen zijn ovovivipaar. Dat wil zeggen dat de jongen hun volledige ontwikkeling doormaken in het lichaam van de moeder. De jongen worden geboren in een ei zonder kalkschaal. Zodra het vrouwtje de eieren heeft gelegd, doorbreken de jongen direct het eivlies.

De worpgrootte is afhankelijk van de soort en de grootte en leeftijd van het vrouwtje, maar is meestal 5 tot 35 jongen. Direct na het uitkomen, zoeken de jongen een veilig heenkomen. Haal ze zo snel mogelijk uit het terrarium om te voorkomen dat ze worden opgegeten door de moeder of door andere hokgenoten.

De eerste vervelling vindt in de regel binnen één tot drie uur na de geboorte plaats. Eén tot twee dagen na de vervelling, soms later, eten de jongen hun eerste maaltijd. De kleur en de tekening van de jongen komt overeen met die van volwassen slangen, maar later worden de kleuren over het algemeen donkerder. De pasgeboren slangen zijn afhankelijk van de soort, grootte van de moeder en de worpgrootte ongeveer 10 tot 25 centimeter lang.

Ziekten en aandoeningen

Zoek een in reptielen gespecialiseerde dierenarts vóórdat u een reptiel koopt en laat uw slang na aankoop door de dierenarts controleren. Speciale aandacht gaat daarbij uit naar in- en uitwendige parasieten. Neem zo vers mogelijke ontlasting van uw slang mee. Om infecties te voorkomen is het verstandig om nieuw aangekochte slangen eerst 4 tot 12 weken in quarantaine te plaatsen.

Aangeboren aandoeningen die regelmatig voorkomen bij kousenbandslangen zijn een kronkel in de ruggengraat, onderontwikkelde kaken, dubbelkoppigheid, een waterhoofd en het ontbreken van meerdere buikschubben. Met slangen die dergelijke afwijkingen vertonen mag nooit gekweekt worden.

Vitamine B tekort door teveel thiaminase in de voeding is te herkennen aan ongecoördineerde bewegingen, krampen en het krampachtig achterover strekken van de kop. Alleen een dierenarts kan het dier in die situatie redden.

Een calciumtekort tijdens de dracht, verkeerde omstandigheden in het terrarium en stress door andere slangen kunnen bij een vrouwtje leiden tot legnood.

Voorkomende huidproblemen zijn (brand- en bijt)wonden. Ook problemen met de vervelling komen voor, maar minder vaak dan bij sommige andere slangensoorten.

Andere veel voorkomende aandoeningen bij kousenbandslangen zijn Ophionyssus natricis (slangenmijt/bloedmijt), mondrot en parasitaire aandoeningen zoals zuig- en rondwormen, Entamoeba invadens of een Salmonella-infectie.

Mogelijke symptomen die wijzen op ziekte bij een slang zijn vervellingsproblemen, bleke slijmvliezen, verlies van eetlust, braken, vermageren, afwijkende ontlasting, veel drinken, sloomheid en verzwakking. Neem bij zieke slangen altijd strikte hygiënemaatregelen in acht. Beperk hanteren tot een minimum, zorg dat er één volwassene is die de slang verzorgt, was en ontsmet uw handen na contact met de slang of het terrarium, gebruik eventueel wegwerphandschoenen, enzovoort. Neem altijd contact op met een dierenarts wanneer u denkt dat uw dier iets mankeert.

Benodigde ervaring

Thamnophis soorten die al jarenlang succesvol in gevangenschap gekweekt worden en geen bijzondere voedingseisen hebben zijn relatief eenvoudig te houden en zijn daarom ook geschikt voor de beginnende reptielenhouder. Laat u wel altijd goed informeren voordat u een kousenbandslang aanschaft. Bedenk van tevoren dat bij de verzorging van kousenbandslangen relatief veel tijd gaat zitten in het schoonmaken van het terrarium.

Aanschaf en kosten

Kies bij aanschaf bij voorkeur voor jonge nakweekdieren. Wildvangdieren zijn vaak besmet met (in- en/of uitwendige) parasieten, dragen regelmatig ziekten bij zich en zijn erg gevoelig voor stress. Daarnaast zijn er ethische overwegingen om te besluiten om te kiezen voor in gevangenschap geboren dieren in plaats van voor dieren die uit het wild gevangen zijn.

Let op of de slang die u wilt aanschaffen een gave huid, heldere ogen, een schone neus, bek en cloaca heeft en geen verschijnselen van ademhalingsproblemen (met de bek open en/of piepend ademen, belletjes rond de neusgaten) vertoont. Kies een slang die alert en nieuwsgierig is (tongelen) en in een goede voedingstoestand. Laat de slang de eerste drie dagen na aanschaf zoveel mogelijk met rust (niet hanteren, niet voeren) om hem even te laten wennen. Observeer wel het gedrag, de ademhaling, de ontlasting en het uiterlijk van de slang.

Kousenbandslangen zijn te koop vanaf ongeveer 50 tot 75 euro, maar voor bepaalde soorten betaalt u een stuk meer. Prijzen zijn onder andere afhankelijk van de leeftijd en de (kleur)variant. Daarbij komen de kosten van een voldoende ruim terrarium. Terraria geschikt voor kousenbandslangen kosten over het algemeen enkele honderden euro’s. Pinkies (eendagsmuizen) zijn te koop vanaf ongeveer minder dan één euro. De prijzen van vis en andere voedingsbestanddelen zijn erg variabel. Andere terugkerende kosten zijn die voor bodembedekking, verwarming en verlichting.

Houd naast de kosten voor de aanschaf en verzorging ook rekening met onvoorziene kosten zoals dierenarts rekeningen. Het is verstandig om hier geld voor opzij te zetten dat u echt alleen voor uw dier(en) bestemt.

Aandachtspunten

  • Ga na of uw gemeente en/of woningbouwvereniging slangen als huisdier toestaat voordat u er een (of meer) aanschaft. 
  • Bedenk voordat u een of meerdere kousenbandslang koopt wie er in uw vakantie voor wil zorgen. Regel dit vóórdat u het dier / de dieren aanschaft.
  • Laat kinderen nooit alleen met een slang.
  • Sluit u aan bij een vereniging van slangenliefhebbers. Hier vindt u ervaren mensen die u kunnen helpen als u vragen heeft of bij het vinden van een dierenarts met verstand van reptielen.

Bronnen

De informatie in deze huisdierenbijsluiter is mede gebaseerd op de bronnen die u hier vindt.