Sluiten

Valkparkiet

De valkparkiet is een kleine kaketoe die veel gehouden wordt. Deze intelligente, vreedzame vogel is dan ook minder moeilijk te verzorgen dan veel andere kromsnavels. Wel heeft hij, net als andere papegaaiachtigen, aandacht en training nodig. Houd er rekening mee dat valkparkieten vrij oud kunnen worden. Het zijn echte groepsdieren en ze hebben dus graag gezelschap van een soortgenoot.

Kies het juiste dier voor uw situatie: lees vóór het kopen eerst of de valkparkiet het huisdier is dat u zoekt.

Algemeen

De valkparkiet, Nymphicus hollandicus, is een kleine papegaaiachtige uit Australië. Hij behoort tot de kaketoes (familie Cacatuidae). Valkparkieten zijn in vergelijking met veel andere kromsnavels vrij gemakkelijk te houden en relatief rustig, hoewel ze wel een schelle stem hebben die zeker de mannetjes dagelijks wel even laten horen.

Een volwassen valkparkiet is ongeveer 34 centimeter lang vanaf de punt van zijn kuif tot het einde van zijn staart en weegt zo’n 80 tot 125 gram. Het is een slanke vogel met een lange staart. Net als de overige kaketoes heeft hij een kuif die hij overeind kan zetten.

De natuurlijke kleur van de mannelijke valkparkiet is donkergrijs, waarbij de rug, vleugels en de onderkant van de staart wat donkerder zijn en de bovenkant van de staartveren wat lichter is dan de buik en borst. Bij het vrouwtje (de pop) zijn de kleuren van lichaam en staart lichter grijs dan bij de man. Ook heeft zij aan de onderkant van de staartveren en vleugelpennen een lichtgele aftekening van dwarse, gegolfde lijnen.

De snavel is bij beide donkergrijs met een lichtgrijze neusdop. De ogen zijn donkerbruin. Op de kop heeft de valkparkiet een geel masker met op elke wang een oranje vlek. De kuifveren zijn geel met iets grijs en op de vleugels loopt een witte balk. Bij het mannetje zijn deze kleuren feller dan bij het vrouwtje, haar kuif en masker zijn veel grijzer en de wangvlek is lichter.

Bij een goede verzorging kan de valkparkiet zo’n 15 tot 20 jaar oud worden, soms zelfs ouder.

Verschillende varianten

Er bestaan geen ondersoorten van de valkparkiet. Wel wordt er veel mee gekweekt waardoor allerlei verschillende kleurvormen zijn ontstaan. Zo kunt u naast de wildkleur ook kleurslagen tegenkomen als cinnamon, witmasker, bleekmasker, geelwang, lutino (heel lichtgeel met oranje wangvlek, albino (wit met rode ogen), pastel, bont, opaline en combinaties daarvan.

Van nature

De valkparkiet is afkomstig uit Australië en leeft daar in het hele binnenland, in bosgebieden, open graslanden en akkerlanden, steeds in de buurt van water. Valkparkieten leven in het noorden van Australië vooral in paartjes of kleine groepjes, in het zuiden ook in grote groepen. Ze zijn dan ook erg sociaal van aard. Samen zoeken ze voedsel, vrijwel altijd op de grond. Nestelen doen ze in holle bomen, zo’n één tot twee meter boven de grond.

De vogels communiceren met elkaar door middel van geluiden, en ook gebruiken ze hun kuif, vleugels en veren. Als de valkparkiet alert of opgewonden is of opschrikt, staat de kuif omhoog, als hij gestrest of bang is ligt de kuif omlaag. In rust staat hij schuin naar achteren. In de ochtend en avond roepen de vogels naar elkaar. Vooral de mannetjes maken veel geluiden, ze gebruiken dat om de aandacht van het vrouwtje (of in gevangenschap van hun eigenaar) te trekken. Ze kunnen goed leren om liedjes te fluiten of geluiden te imiteren zoals de deurbel. Woordjes leren gaat moeilijker, hoewel sommige het wel kunnen. Vrouwtjes zijn stiller en als ze geluid maken is dat eerder schel roepen dan fluiten of zingen. Valkparkieten worden vrij gemakkelijk tam.

Huisvesting

Omdat valkparkieten groepsdieren zijn, is het aan te raden hen per twee of meer dieren te huisvesten om verveling en probleemgedrag te voorkomen. U kunt kiezen voor een paartje van man en vrouw, maar ook koppels van twee mannetjes of twee vrouwtjes kunnen goed samenleven. Omdat ze in het algemeen verdraagzaam en rustig zijn, kunt u valkparkieten ook samen met tropische vogels houden. Tegenover andere papegaaien delven de valkparkieten snel het onderspit, dit is daarom geen ideale combinatie.

Valkparkieten kunt u binnenshuis houden in een ruime kooi of kamervolière of in een buitenvolière. Een buitenvolière moet een tochtvrij nachthok hebben waarin de temperatuur boven 5 graden Celcius blijft.

Als de parkieten nog niet gewend zijn aan buitentemperaturen, is het raadzaam om de temperatuur in het binnenverblijf gelijk te houden aan de temperatuur die de vogels gewend zijn.

Wilt u valkparkieten die gewend zijn om binnen te zitten, overzetten naar een buitenvolière, start daar dan bij voorkeur mee in het late voorjaar of in de zomer bij buitentemperaturen van minimaal zo’n 15 graden en gunstige weersomstandigheden (geen regen of wind die de gevoelstemperatuur omlaag brengen). Het is verstandig om de dieren geleidelijk te laten wennen aan de buitentemperatuur. Dit kan bijvoorbeeld door binnenshuis de temperatuur stapsgewijs wat omlaag te brengen. Zet de vogels daarna over in het binnenverblijf van de volière, waarbij de temperatuur van de binnenvolière gelijk gehouden wordt aan de laatste temperatuur binnenshuis, en breng die opnieuw stapsgewijs wat verder omlaag. Zorg dat de verwarming die u gebruikt om het binnenverblijf te verwarmen voldoet aan alle veiligheidseisen: de vogels moeten zich niet kunnen branden en de verwarming moet geen giftige dampen of gassen vrijgeven bij verhitting!

Oudere, zieke of (deels) kale vogels kunnen zichzelf minder goed warm houden. Voor hen is een binnentemperatuur van tenminste 20 graden Celsius aan te raden. Een gerichte warmtebron (bv. warmtelamp) kan bovendien gebruikt worden om lokaal de temperatuur verder te verhogen naar zo'n 25 tot 30 graden, zodat de vogel zelf kan kiezen om warmer te zitten.

Een geschikte afmeting van een buitenvolière voor twee vogels is zo’n 2,5 meter lang, 1 meter breed en 2 meter hoog, met daarbij een nachthok van 1 bij 1 meter. Zorg dat er schaduwplaatsen zijn, dat de wind niet in het nachthok waait en dat de volière tenminste deels is overdekt tegen regen. Maak een sluis voor de ingang zodat de vogels niet kunnen ontsnappen als u de volière opent. Als zitstokken kiest u het beste natuurlijke takken met variabele dikte. De bodembedekking in een volière kan bestaan uit beton, tegels of metselzand.

Voor een binnenkooi of kamervolière moet de kooi per paartje tenminste 120 x 60 x 70 cm zijn (l x b x h), groter is altijd beter. Bij de genoemde afmeting moeten de dieren ook regelmatig uit de kooi mogen. Zet de kooi op een verhoging zodat de vogels op ooghoogte zitten (1,5 tot 2 meter), want laag bij de grond voelen vogels zich minder veilig. Neem geen ronde kooi, want vogels hebben graag hoeken om zich in terug te trekken. Kies ook geen hoge, smalle kooi, een brede kooi biedt meer beweegruimte. Het is belangrijk dat de tralies van de kooi tenminste aan twee zijden horizontaal lopen zodat de vogels kunnen klauteren. Kies tralies die maximaal 1,8 centimeter uit elkaar staan zodat de valkparkiet zijn kop er niet tussen kan duwen. Zet de kooi op een rustige plek waar de vogels de kamer kunnen overzien en in uw gezelschap zijn. Plaats de kooi niet in de volle zon, naast een verwarming of op de tocht en niet naast een deur, de televisie of geluidsboxen. Kies een plek tegen een muur of in een hoek zodat de vogels niet van alle kanten te benaderen zijn. Dit geeft hun een veiliger gevoel.

Op de bodem van de kooi kunt u bijvoorbeeld houtsnippers, papier, zeoliet of hennepvezel gebruiken. Vogelzand kan nogal stuiven en dan de ogen en luchtwegen van de parkieten irriteren. Let bij houtsnippers op dat deze niet gaan schimmelen als ze nat worden, verschoon dus bijtijds.

In de kooi moeten tenminste twee of drie zitstokken aanwezig zijn van verschillende diktes, zo dat de vogels er hun tenen ongeveer voor twee derde omheen kunnen sluiten. Gebruik liefst natuurlijke, onbespoten takken, bijvoorbeeld van fruitbomen, wilgen of hazelaars. Gebruik geen schurende hulzen om de zitstokken, deze zijn bedoeld om de nagels te laten afslijten maar tasten ook de huid van de poten aan.

Hang de zitstokken zo dat uitwerpselen niet in de voerbakjes en drinkbakjes terecht komen. Kies een breed, ondiep voerbakje, dat geeft vaak minder rommel dan een smal en diep bakje. Een drinkbakje moet breed en diep genoeg zijn voor de vogel om zijn snavel in te dopen. Een flesje of drinkreservoir kan handig zijn omdat het water zo schoner blijft en de vogel er bovendien niet in kan gaan badderen, maar zorg wel dat het drinkgedeelte breed en diep genoeg is. Kies niet-giftig materiaal dat goed schoon te maken is en dat de vogel niet kan slopen, bijvoorbeeld roestvrij staal.

Zorg voor een vogelbadje zodat de parkiet kan baden. U kunt dat laten hangen maar u kunt het ook in de ochtend aanbieden en daarna weghalen, zo voorkomt u dat de vogel gaat drinken uit het vervuilde water.

Het is belangrijk dat in de kooi voldoende speelgoed aanwezig is om de vogel bezig te houden. Geschikt zijn bijvoorbeeld touwen, ladders, doosjes, belletjes, schommels, takken, voerspeeltjes en dergelijke. Let erop dat het speelgoed veilig is, niet snel kapot gaat en geen scherpe of losse onderdelen, giftige verf en dergelijke bevat. Spiegeltjes zijn minder geschikt, deze kunnen agressie opwekken of de vogel kan verliefd worden op de ‘ander’ die hij in de spiegel ziet.

Hang de kooi niet te vol en wissel het speelgoed liefst wekelijks maar minimaal elke maand af, zodat de vogels steeds iets nieuws te onderzoeken hebben en minder snel verveeld raken.

Zorg ervoor dat uw valkparkieten elke nacht tenminste 10 tot 12 uur rust hebben. U kunt een doek over de kooi doen zodat het dan donker is. Het kan verstandig zijn slechts drie kanten van de kooi af te dekken. Valkparkieten zien niet goed in het donker, en vormen als de albino, lutino en witmasker valkparkieten hebben daar nog meer last van. Valkparkieten kunnen bovendien soms last hebben van paniekaanvallen ’s nachts. Ze fladderen dan wild door de kooi heen. Mogelijk heeft dit ermee te maken dat het prooidieren zijn. Daardoor kunnen ze schrikken van plotselinge geluiden of licht tijdens een stille, donkere periode. Ze hebben dan de neiging op te vliegen om te vluchten, wat in de kooi niet kan, en kunnen dan in paniek raken en zich bezeren. Een klein nachtlampje kan helpen. Sluit bovendien de gordijnen ’s nachts zodat de vogels niet schrikken van lichten, schaduwen of bewegingen van buiten.

Het is raadzaam om vogels die binnenshuis worden gehouden elke dag enkele uren uit de kooi te laten. Dat moet uiteraard wel veilig zijn. Kan uw vogel vliegen, zorg dan dat ramen en deuren gesloten en afgedekt zijn (bijvoorbeeld met gordijnen of vitrage). Andere bronnen van gevaar zijn bijvoorbeeld elektriciteitskabels, giftige planten, loodkoord in vitrage, spiegels, open water (zoals afwaswater, aquarium - dit in verband met verdrinken), hete voorwerpen zoals kachels, de theepot, halogeenlampen of brandende kaarsen, plafondventilatoren en andere huisdieren zoals honden of katten. Denk eraan dat valkparkieten vaak niet zindelijk zijn, leg eventueel op plaatsen waar ze graag gaan zitten een krant neer.

U kunt een speelstandaard maken van hout of een speelboom neerzetten, waar u speelgoed aan kunt hangen en waar de vogels kunnen rondlopen en klauteren. Voor vogels die niet kunnen vliegen is dit een mooie manier om buiten hun kooi te kunnen spelen en bewegen, maar ook voor vogels die wél vliegen is zo’n boom of standaard een goede uitvalsbasis waar ze hun speelgoed vinden.

Natuurlijk zonlicht is nodig voor het aanmaken van vitamine D. Het is daarom goed als de vogels regelmatig even naar buiten kunnen om in de zon te zitten. Zorg er wel voor dat ze ook schaduw hebben zodat ze niet oververhit raken.

Vogels zijn erg gevoelig voor giftige of irriterende stoffen in de lucht. Zet ze daarom niet in de keuken en pas op met anti-aanbaklagen van PTFE (‘teflon’), zoals in koekenpannen, gourmetsets en tosti-ijzers. Deze kunnen bij hoge verhitting een giftige damp verspreiden waaraan de vogels snel kunnen overlijden! Gebruik ze dus nooit in dezelfde ruimte waar de vogels leven.

Gebruik geen geurstoffen zoals kamerspray, luchtverfrissers, wierook of geurkaarsen. Vermijd rook van bijvoorbeeld een open haard en rook niet in het bijzijn van de vogels of in kamers waar de vogels zullen verblijven.

Verzorgen en hanteren

Het is goed om regelmaat aan te houden in de dagelijkse verzorging zodat de valkparkiet weet wanneer hij aandacht kan krijgen en wanneer niet.

Laat valkparkieten die in huis worden gehouden dagelijks één tot enkele uren uit de kooi om te spelen of in de kamer rond te vliegen. Blijf altijd in de buurt om toezicht te houden en wen uzelf eraan om voor het loslaten van de vogel eerst de kamer te controleren om ongelukken te voorkomen.

Trainen is een goede vorm van aandacht geven en zorgt ervoor dat deze intelligente vogel zijn hersens kan gebruiken. Een nuttige oefening is om de valkparkiet te leren om op uw hand te stappen. Draag een valkparkiet liever niet op uw schouder, u kunt de vogel daar niet zien en bovendien kan een valkparkiet hard bijten.

Ook speelgoed in de vorm van (voer-) puzzels is een leuke uitdaging die aansluit bij hun natuurlijke gedrag; in de natuur besteden ze een groot deel van hun tijd aan voedsel zoeken.

Let op hoe en wanneer u uw valkparkieten aandacht geeft. Tijdens het uit de kooi zijn kunt u af en toe tegen hen praten of even kriebelen, zodat ze het idee hebben erbij te horen. Aai echter zo min mogelijk over de rug, want dit kan seksueel gedrag opwekken en het leggen van eieren stimuleren. Geef elke vogel daarnaast ook dagelijks tenminste een of twee sessies van zo’n 15 minuten gerichte aandacht, bijvoorbeeld door hem iets te leren. Vogels die alleen gehouden worden, hebben meer aandacht van u nodig. Reken er dan op dat u zeker zo’n anderhalf uur per dag met de vogel bezig moet zijn. Valkparkieten kunnen proberen uw aandacht te trekken door te roepen. Pas op dat u dit niet beloont door te reageren, want zo leert u de vogel dat dit werkt en heeft u kans dat hij steeds vaker gaat roepen om aandacht.

U kunt overwegen om uw valkparkieten te kortwieken. Daarbij worden een paar vleugelpennen weggeknipt zodat de vogels niet meer goed kan vliegen. Kortwieken heeft voor- en nadelen. Het vermindert de risico’s van wegvliegen of tegen een raam aan vliegen en maakt dat u de vogel gemakkelijker kunt terugzetten in de kooi. Aan de andere kant beperkt het de vogel in zijn bewegingsvrijheid en kunnen gekortwiekte veren gaan irriteren en soms verenplukken uitlokken. Knip in elk geval altijd aan twee zijden en knip niet te veel veren weg, zodat de parkiet nog een glijdende afdaling kan maken en niet uit balans raakt waardoor hij kan vallen en zichzelf bezeren. Het is meestal afdoende om vijf tot zeven van de buitenste vleugelpennen in te korten. Laat dit de eerste keer voordoen door iemand die hier ervaring mee heeft en gebruik een scherpe schaar of tang, want verkeerd geknipte veren kunnen infecties of irritaties veroorzaken. Controleer bij gekortwiekte vogels regelmatig of er al sprake is van nieuwe veergroei. De parkieten ruien meestal twee keer per jaar, daarna groeien geknipte veren weer aan en krijgt de vogel zijn vliegvermogen weer terug.

Bekijk de valkparkieten elke dag om te zien of ze gezond zijn. Als de nagels te lang worden, kunt u ze knippen. Knip daarbij een klein puntje af met een scherp nageltangetje en knip niet in de ader die door de nagel loopt. Deze kunt u bij lichtgekleurde nagels zien als een donkere of rood doorschijnende streep. Weet u niet goed tot hoe ver u kunt knippen, laat het dan altijd eerst door een dierenarts of ervaren iemand voordoen.

Als u de valkparkiet moet vasthouden om bijvoorbeeld nagels te knippen of ergens tegen te behandelen, kunt u de rugzijde van de vogel met de handpalm omvatten waarbij u met duim, wijs- en middelvinger het kopje net onder of op de kaak vasthoudt. Het is hierbij belangrijk de borst vrij te laten zodat de vogel kan blijven ademen. Eventueel kunt u een keukendoek of tissue gebruiken bij het vangen en hanteren.

Voor het onderhoud van de huid en veren en het beheersen van veerstof is het goed de parkieten tenminste een paar keer per week een bad te laten nemen. U kunt uw valkparkiet ook meenemen onder de douche of besproeien met een plantenspuit. Gebruik een plantenspuit die u niet voor andere zaken gebruikt, vul deze elke keer met vers, lauwwarm water en zet hem op een zachte stand. Maak hem na gebruik leeg en droog en zet hem weg zonder dop om schimmelvorming tegen te gaan. Was de plantenspuit regelmatig goed om. Maak de vogel niet te nat als u hem sproeit of doucht. Zorg ervoor dat hij na het bad of sproeien voldoende tijd heeft om weer op te drogen, doe het niet in de avond. Als de vogel te nat blijft, kan hij kou vatten, en te vochtige lucht kan huidproblemen en schimmel veroorzaken.

Ververs dagelijks het drinkwater en was het bakje af. Maak het voerbakje schoon, droog het goed af en vul het bij. Verwijder van eventuele zaden de zaadvliesjes.

Verwijder dagelijks ontlasting van de bodem en controleer of er veranderingen in de ontlasting zijn, die op ziekte kunnen wijzen. Controleer het speelgoed om te zien of het nog veilig is, en of er bijvoorbeeld geen losse stukjes of splinters aan zitten. Haal etensresten van groente en fruit weg zodat ze niet bederven. Hangt er een badje in de kooi, ververs dan dagelijks het water en spoel het badje goed om.

Vervang wekelijks de bodembedekking en reinig de bodem van de kooi, de zitstokken en waar nodig het speelgoed. Geef de hele kooi, inclusief alle inrichting, tenminste één keer per maand een grote beurt met sop. Spoel altijd goed na met water zodat er geen resten schoonmaakmiddel achterblijven. Vervang bij een volière elke maand tot elke drie maanden de eventuele bodembedekking, afhankelijk van het formaat van de volière en het aantal vogels. Gebruikt u zand of aarde op de bodem, verwijder dan regelmatig vieze plekken en spit de bovenste laag maandelijks om.

Was uw handen na het hanteren van de vogel of het verschonen van de kooi, huisdieren kunnen ziekten (zogenaamde zoönosen) op mensen overbrengen.

Voeding

In de natuur eten valkparkieten vooral (jonge/groene) zaden, aangevuld met groen plantmateriaal, vruchten, bessen en af en toe een insect. Ze zoeken hun voedsel op de grond, vaak in grotere of kleinere groepen.

In gevangenschap is het verstandig dat de basisvoeding bestaat uit pellets of speciaal samengestelde balletjes met zaden die met voedsellijm bij elkaar gehouden worden. Hiermee kan voorkomen worden dat de vogels gaan selecteren, waarbij tekorten kunnen ontstaan. Aan deze voeding kunnen wel wat losse zaden toegevoegd worden maar niet meer dan 50% van wat de vogel per dag eet. Bedenk dat de hier gebruikte zaden vaak minder voedzaam en anders van samenstelling zijn dan die in de natuur. Geef weinig zonnebloempitten omdat deze te vet zijn. Variatie in de voeding helpt tekorten voorkomen en zorgt voor afwisseling.

Uw valkparkiet laten wennen aan het eten van pellets kan lastig zijn. De valkparkiet moet de pellet eerst als iets eetbaars gaan zien. Voeg bijvoorbeeld een deel pellets aan het voer toe of probeer de parkiet ‘s ochtends, als hij de meeste trek heeft, pellets voor te zetten. Zorg er wel voor dat de parkiet altijd iets te eten heeft, honger hem dus niet uit als hij de pellets weigert.

Naast de pellets of zaadballetjes kunnen fruit, groente en/of kruiden gegeven worden. Geschikt zijn bijvoorbeeld banaan, abrikoos, aardbei, perzik, appel, druif, mango, tomaat, pepers, paprika, wortel, broccoli, mais, selderij, andijvie, zoete aardappel, pompoen, paardenbloemblad en peterselie. Geef geen pitten van fruit, die kunnen giftige stoffen bevatten. Avocado mag niet gegeven worden omdat dit giftig is voor vogels. Ook rabarber en ui-achtigen zoals prei en ui zijn niet geschikt.

Valkparkieten vinden eivoer ook vaak lekker. Dit voer bevat veel vitaminen en eiwitten en levert zo goede bouwstenen voor uw parkiet. Geef nooit meer dan een theelepel per vogel per dag, omdat hij dan mogelijk te weinig van zijn pellets of zaadballetjes zal eten.

Andere goede onderdelen van het dieet zijn een stukje hardgekookt ei, noten, rozijnen en andere gedroogde vruchten (zonder toevoegingen zoals zwavel!) en als extraatje af en toe een meelworm of een stukje gekookte pasta. Pas op met pinda’s, die kunnen schimmels bevatten die giftige stoffen produceren. Gebruik alleen pinda’s die geschikt zijn voor menselijke consumptie.

Geef geen gekruid of zout voedsel, voedsel met suiker, chocolade, koekjes of snoepjes.

Om te zorgen dat de valkparkieten altijd voldoende calcium en andere mineralen ter beschikking hebben, kunt u een stuk sepia en een mineralenblok in de kooi hangen zodat ze dit naar behoefte kunnen opnemen. Hieraan kunnen ze ook hun snavel scherpen.

Wat betreft maagkiezel verschillen de meningen of valkparkieten dit nodig hebben. Vogels gebruiken dit om in hun maag de zaden mee te vermalen, maar valkparkieten pellen de zaden voor ze deze opeten. U kunt af en toe een klein beetje kiezel in een apart bakje aanbieden zodat de parkiet er iets van op kan nemen. Let wel op dat uw valkparkiet er niet te veel van eet want dat kan leiden tot een (levensbedreigende) maagdarmverstopping.

Zorg dagelijks voor schoon en vers drinkwater.

Meer informatie over voeding van papegaaien en parkieten en het laten wennen aan pelletvoeding leest u in het Praktisch document over ‘Voeding voor papegaaien en parkieten’.

Voortplanting

Bij volwassen wildkleur valkparkieten is het verschil tussen man en vrouw (pop) goed te zien. Mannetjes zijn feller gekleurd, bij vrouwtjes is de onderkant van de staartveren en vleugelpennen gestreept. Jongen hebben echter tot ongeveer een half jaar, als ze voor de eerste keer gaan ruien, het uiterlijk van een pop. Ook bij een aantal kleurvarianten is het lastig onderscheid te maken tussen poppen en mannen.

Vanaf een maand of zes kan verschil in gedrag ontstaan. Mannetjes maken meer geluid en fluiten, en kunnen imponeergedrag vertonen waarbij ze heen en weer paraderen met hun borst en kuif omhoog en de vleugels een stukje omhoog en van het lichaam gedraaid. Daarbij fluiten ze nadrukkelijk, en soms tikken ze met hun snavel op de vloer of op voorwerpen. Dit soort gedrag vertonen ze ook bij spiegeltjes en ze blijven daar lang geïnteresseerd in. Vrouwtjes zijn rustiger, minder geïnteresseerd in spiegels, maken minder geluid en als ze dat doen is het eerder een schel krijsen dan fluiten. Ze zijn ook wat sneller agressief waarbij ze sissende geluiden maken en kunnen bijten.

Om zeker te zijn van het geslacht van een valkparkiet kan men DNA onderzoek laten doen aan een veer of van een druppel bloed. Het geslacht vaststellen met een kijkoperatie is ook mogelijk, maar de risico’s van deze ingreep zijn veel groter.

Valkparkieten zijn monogaam en blijven het hele jaar bij elkaar. Het paren wordt in de natuur gestimuleerd door het begin van het regenseizoen en door langer daglicht. De vogels geven door te baltsen aan dat ze willen paren. Het mannetje zal ook de nestholte inspecteren.

Na de paring duurt het ongeveer twee weken voor het vrouwtje eieren begint te leggen. Ze legt om de dag een ei, totaal gemiddeld zo’n vier tot zeven. Als er twee of drie eieren liggen, begint het broeden. Zowel de pop als de man broeden, waarbij de pop meestal ’s nachts broedt en de man overdag. Na gemiddeld 19 tot 21 dagen komen de eieren uit. De eerste uren leven de jongen van hun dooierzak, daarna beginnen de ouders te voeren. Ze moeten daarvoor zelf meer zacht voedsel eten. Pasgeboren valkparkieten zijn vrijwel kaal met gele donsveertjes en hebben hun ogen nog dicht. Na ongeveer zeven tot tien dagen gaan de ogen open. Dat is ook de tijd waarop de jongen geringd moeten worden als ze in gevangenschap geboren worden. Na tien dagen beginnen de eerste veerpennen door te komen en na vier weken hebben de jongen al hun veren. Rond hun vijfde week vliegen de jongen uit. Ze worden daarna nog zo’n drie weken door beide ouders gevoerd. Volgens het Besluit Houders van dieren mogen de jongen niet van hun ouders gescheiden worden tot ze 51 dagen oud zijn.

Vrouwtjes kunnen geslachtsrijp worden vanaf zo’n zes tot twaalf maanden, maar het is niet aan te raden om dan al te kweken. Daarvoor is het beter te wachten tot ze tenminste anderhalf jaar oud zijn.

Ziekten en aandoeningen

Een gezonde valkparkiet is levendig en alert, eet goed, heeft schone ogen, neus en cloaca (de uitgang van darmen, nieren en voortplantingsorganen) en ook zijn verenkleed ziet er schoon en netjes aaneengesloten uit. Valkparkieten zijn prooidieren en zullen daarom niet snel laten zien dat ze ziek zijn. Daarom is het belangrijk uw vogels goed te kennen en dagelijks te observeren. Weeg uw vogels elke week op hetzelfde tijdstip van de dag, zodat u kunt zien of ze op het juiste gewicht blijven. Let ook op de hoeveelheid en vorm van de ontlasting.

Bij aankoop is het verstandig uw valkparkiet te laten nakijken door een dierenarts die ervaring heeft met vogels. Laat hem in elk geval testen op papegaaienziekte (psittacose) en in overleg met de dierenarts eventueel op overige besmettelijke ziekten, zeker als u nog meer kromsnavels heeft. Ook daarna is een jaarlijkse controle raadzaam. Wilt u een nieuwe vogel bij andere vogels gaan zetten, houd de nieuwe vogel dan een maand in quarantaine.

Signalen dat uw valkparkiet ziek is, zijn onder andere:

  • Veranderingen in eetlust of wateropname
  • Veranderingen in gedrag en bewustzijnsniveau: o.a. lusteloosheid, veel slapen, stilletjes in een hoekje of op de bodem van de kooi zitten
  • Veranderingen in houding: bv verlies van evenwicht en van de stok vallen, bol zitten, slapen op twee poten, afhangen van een of beide vleugels, kreupelheid
  • Benauwdheid: moeite met ademen (staartwippen of ademen met open bek, hoorbare ademhaling, veranderingen in stemgeluid
  • Aanwezigheid van oog- en/of neusuitvloeiing
  • Afwijkende ontlasting zonder dat de vogel ander voedsel heeft gekregen (behalve tijdens het nestelen, dan heeft de vogel soms grotere, meer ruikende ontlasting) en/of vieze cloaca
  • Afwijkingen aan het verenkleed of verlies van veren buiten de rui, veel krabben of plukken, ontwikkeling van kale plekken.

Papegaaienziekte of Psittacose (ook wel Chlamydiose) wordt veroorzaakt door de bacterie Chlamydia psittaci. Symptomen zijn onder andere neusuitvloeiing, moeilijk ademen, ontstoken ogen en vaak ook afwijkende ontlasting. Meestal zijn de vogels ernstig ziek en als niet snel wordt behandeld kunnen ze overlijden. De bacterie wordt overgedragen via traanvocht, snot, slijm en ontlasting, bijvoorbeeld bij de verkoper of bij tentoonstellingen. Deze ziekte is ook besmettelijk voor mensen en is dus een zogenaamde zoönose. Vogels die de bacterie bij zich dragen vertonen niet altijd symptomen, maar kunnen dan wel andere vogels en mensen besmetten. Bij mensen kan de ziekte griepachtige verschijnselen veroorzaken, soms hoge koorts en longontsteking of andere complicaties. Het is daarom aan te raden een nieuw gekochte vogel hierop te laten testen.

Luchtwegproblemen kunnen bij valkparkieten nog wel eens ontstaan doordat zaadjes zoals van trosgierst in de keel schieten. Daardoor kan de vogel stikken. Ook bacteriële infecties kunnen problemen met de ademhaling opleveren, evenals aspergillose, een schimmelinfectie.

Valkparkieten worden extra vatbaar voor luchtweginfecties als hun luchtwegen geïrriteerd worden door bijvoorbeeld stof, rook, te weinig ventilatie en ook door vitamine A tekorten (bijvoorbeeld door voeding met alleen zaden) of stress.

Symptomen van luchtwegproblemen kunnen bij een acute aandoening heftig en soms fataal zijn, bij een meer chronische aandoening merkt men dat de vogel moeilijk ademt en gewicht verliest en soms treden stemveranderingen op.

Darminfecties kunnen het gevolg zijn van darmparasieten, gisten of bacteriën. Pas op dat u geen resten fruit of ander (vochtig) voer in de kooi laat liggen, omdat dit snel bederft.

Een infectie die vaak voorkomt bij valkparkieten is die met Macrorhabdus ornithogaster (ook wel megabacteriën genoemd), een gist. Symptomen zijn onder andere gewichtsverlies, braken en onverteerde voedseldeeltjes in de ontlasting. De infectie kan behandeld worden maar in ernstige gevallen kan de vogel er ook aan overlijden.

Een andere darmparasiet die bij de valkparkiet wordt aangetroffen is Giardia psittaci. Deze parasiet veroorzaakt onder andere vermagering en diarree, vaak stinkend en soms met slijm. Ook zichzelf veel krabben of pikken kan een uiting zijn van buikpijn door giardiasis. Als de infectie niet behandeld wordt, kan de vogel eraan overlijden. Het is echter ook mogelijk dat een vogel geïnfecteerd is zonder symptomen te hebben. Hij kan dan andere vogels besmetten. De parasiet wordt uitgescheiden in de ontlasting en kan dan nog lang blijven leven.

Bij valkparkieten komt ook wel eens Kliermaag-dilatatieziekte (KDZ) voor, waarvan aangenomen wordt dat het Aviaire Borna Virus (ABV) hierbij een belangrijke rol speelt. Hierbij worden o.a. de zenuwen die het maagdarmkanaal besturen, aangetast. De vogels braken en hebben weinig eetlust. Soms herstelt de vogel maar het is ook mogelijk dat de zenuwbanen verder worden aangetast. De kliermaag kan dan overvol raken en verstoppen, of de spiermaag werkt niet meer waardoor de vogel zijn voedsel niet meer kan verteren en verhongert. Soms kunnen besmette vogels andere afwijkingen van het zenuwstelsel vertonen, zoals een scheve stand van de kop. Vogels kunnen ook besmet zijn zonder dat ze symptomen vertonen. Ze zijn dan bij direct contact met elkaar of met ontlasting wel besmettelijk voor andere papegaaien.

Bij vrouwelijke valkparkieten komt het regelmatig voor dat ze te veel eieren leggen, ook als er geen mannetje in de buurt is. Dat kan de calciumvoorraad van de vogel uitputten. Ook kan de vogel legnood krijgen, waarbij ze haar eieren niet kwijt kan, en er kunnen eieren in het lichaam kapot gaan en dan een gevaarlijke ontsteking (eiperitonitis) veroorzaken. Legt uw vrouwtje eieren, haal deze dan niet weg want dan legt ze er net zo lang eieren bij tot ze vindt dat ze een geschikt aantal heeft. Haal ze pas weg als ze zelf haar interesse verliest of na 21 dagen.

Om problemen met het leggen van eieren te voorkomen is het raadzaam te zorgen voor een niet te lange lichtperiode (maximaal 10-12 uur), geen nestkastjes aan te bieden en uw vogel niet over de rug of onder de staart te aaien (dit lijkt op paargedrag). Vertoont ze paargedrag tegenover speeltjes, verwijder deze dan. Legt uw valkparkiet toch steeds eieren, neem dan contact op met een dierenarts die ervaring heeft met vogels.

Valkparkieten worden snel te dik als ze te veel (vette) voedingsstoffen binnenkrijgen, zoals vette zaden. Wees hier dus matig mee. Ook te weinig beweging speelt mee. Te dikke vogels slaan vooral vet op aan de zijkant van het lichaam en in het achterlijf. Dit is het beste te voelen en te zien onder de vleugels: het vet schijnt dan geel door de huid heen. Is uw valkparkiet te dik, zet hem dan niet zomaar op een dieet maar overleg dit eerst met een dierenarts.

Vergiftiging bij valkparkieten kan verschillende symptomen geven zoals evenwichtsverlies en andere zenuwverschijnselen, slecht eten, sloomheid en ademproblemen. Mogelijke oorzaken zijn opname van giftige metalen (zoals lood uit gordijnkoorden of oude verf, of zink, wat kan vrijkomen als de vogel veel aan zijn (nieuwe) kooi knaagt), of het eten aan giftige planten zoals Azalea, Dieffenbachia en diverse andere kamerplanten. Vergiftiging kan ook het gevolg zijn van allerlei dampen, zoals van insectenspray, schoonmaakmiddelen of interieurspray, rook van sigaretten of open haard en de giftige damp die vrijkomt bij het hoog verhitten van PTFE (polytetrafluorethyleen of ‘teflon’), de anti-aanbaklaag die op koekenpannen en woks, gourmetsets of tosti-ijzers kan zitten. Voorkom het vrijkomen van dergelijke stoffen in de lucht in de kamer waar de vogel leeft!

In alle bovenstaande gevallen, maar ook wanneer uw valkparkiet niet of slecht eet of wanneer u om andere redenen twijfelt over de gezondheid van uw valkparkiet is het raadzaam om zo snel mogelijk contact op te nemen met een dierenarts die deskundig is op het gebied van vogels.

Benodigde ervaring

Voor het op een verantwoorde wijze houden van valkparkieten is geen speciale ervaring nodig. Sta vooraf wel goed stil bij de behoeften van deze sociale en intelligente vogels en besef dat ze wel zo’n 20 jaar oud kunnen worden. Voor wie zich meer in zijn vogel wil verdiepen, zijn er cursussen en boeken over gedrag van papegaaiachtigen.

Aanschaf en kosten

Een valkparkiet kunt u kopen bij een dierenspeciaalzaak of bij een kweker die aangesloten is bij de NBvV (Nederlandse Bond van Vogelliefhebbers), Pakara of één van de andere bonden. Let er bij aanschaf op dat de vogel levendig en niet bang is, schone veren, neus, ogen en cloaca heeft en dat ook de huisvesting er schoon uitziet. Officiële kwekers geven hun vogels een vaste (gesloten!) voetring met het geboortejaar er op. Vogels zonder gesloten voetring kunnen afkomstig zijn uit illegale vangst of van toevalsnestjes van een particulier. Koop alleen vogels die door hun ouders zijn grootgebracht en zelfstandig eten; let op dat ze wettelijk niet jonger dan 51 dagen oud mogen zijn!

De aanschafprijs voor een valkparkiet hangt af van de kleurmutatie. Voor een jonge wildkleur valkparkiet bent u 15 tot 25 euro kwijt, maar sommige kleuren zijn aanzienlijk duurder, tot wel 100 euro per dier. Een groot formaat kooi of (kamer-) volière is een aardige investering, u bent al snel 200 euro of meer kwijt. Bezuinig hier echter niet op; bedenk dat de vogels hier misschien wel 20 jaar of langer in zullen leven en dat een goede huisvesting veel problemen kan voorkomen.

Terugkerende kosten zijn die voor voer, bodembedekking en aanschaf van nieuw speelgoed en andere inrichting van de kooi. Ziektekosten bestaan uit eventuele tests direct na aanschaf, een jaarlijkse gezondheidscheck en daarnaast kunt u voor kosten komen te staan als uw dier onverhoopt ziek wordt. Het is mogelijk een ziektekostenverzekering voor papegaaien af te sluiten. Denk ook aan kosten van een cursus en/of boeken over papegaaiengedrag.

Aandachtspunten

  • Mocht uw valkparkiet probleemgedrag vertonen, dan is het mogelijk een papegaaiengedragsdeskundige in te schakelen die u kan helpen dit gedrag te veranderen.
  • Bedenk dat vogels in huis veel stof en rommel kunnen geven! U zult dus veel moeten schoonmaken. Bovendien zult u uw huis moeten inrichten op uw vogels zodat zij geen gevaar lopen als ze uit de kooi zijn.