Sluiten

Konijnen hanteren

Konijnen zijn prooidieren. Ze vinden het daarom meestal niet leuk om opgetild of gehanteerd te worden. Soms is dat echter toch nodig, bijvoorbeeld om ze te vervoeren, nagels te knippen, medicijnen te geven of te dwangvoeren. Hier leest u hoe u dit kunt aanpakken.

Optillen

Bij het optillen van een konijn is het belangrijk dat u goed te werk gaat. Een konijn heeft kwetsbare botten, bij een val kan hij zich flink bezeren. Bovendien zijn de achterpoten van een konijn zo sterk dat hij door ermee te trappen en te spartelen zijn eigen rug kan breken!

De meeste konijnen vinden oppakken niet leuk. Doe dit dus alleen als het nodig is, maar zorg wel dat u weet hoe het moet. Gebruik liefst steeds dezelfde methode en koppel er eventueel een woord aan (zoals ‘optillen’) zodat het konijn weet wat er gaat gebeuren. Blijf zelf rustig en vastberaden, maak geen wilde bewegingen.

Oefenen

Het kan handig zijn om het optillen met het konijn te oefenen, zeker als u voorziet dat u hem regelmatig zult moeten optillen. Ga daarbij dan liefst op uw knieën zitten zodat de tilafstand kort is, til het konijn heel even op, zet hem weer neer en geef direct een brokje of iets anders wat hij lekker vindt. Doe dit liever niet met konijnen die erg angstig zijn of snel gestrest, beperk bij hen optillen zoveel mogelijk.

Een geschikte methode

Een geschikte manier om een konijn op te tillen is door met de ene hand zijn borst te ondersteunen en met de andere hand zijn achterkant.

U kunt dat doen als volgt: begin met de kop van het konijn naar u toe. Schuif uw ene hand onder zijn borst met uw duim langs zijn zij. Leg uw andere hand om zijn achterwerk heen, uw pink net boven de staart. Leg eventueel uw onderarm van die hand langs het konijn zodat u de voorkant van het konijn iets tegen uw arm aan kunt drukken om extra steun te geven.

  

Voorbeeld: optillen van een konijn

Til het konijn op. Leg het tegen uw lichaam aan, eventueel met zijn kop onder uw arm. Daardoor blijft het konijn rustig.

  

 

Voorbeeld: met de kop onder de arm leggen

Bij rustige konijnen kunt u het dier ook rechtop (met zijn kop omhoog) met zijn poten tegen uw borst zetten, waarbij u een hand onder de achterhand van het konijn houdt en de andere hand over de rug-schouderpartij. Let er dan wel op dat het konijn niet ineens over uw schouder probeert weg te vluchten en valt!

Een filmpje van The House Rabbit Society over het optillen van een konijn vindt u hier

Terugzetten

Bij het terugzetten van het konijn kunt u het dier het beste achteruit zijn hok in of weer op de grond zetten, zodat het niet uit uw armen kan springen en zich verwonden. Ga dan eerst zelf door de knieën. Mocht het konijn toch proberen te springen dan is hij dichter bij de grond, en bovendien hoeft hij minder lang ‘in de lucht te hangen’ voor hij weer vaste grond onder de voeten heeft.

Wild of spartelend konijn

Soms is het nodig een konijn op te tillen dat erg wild is, niet aan optillen gewend is en spartelt. Dan is het belangrijk om toch goed grip te hebben zodat het konijn niet kan vallen of zichzelf verwonden.

In zo’n geval kunt u met een hand zo veel mogelijk vel op de schouderbladen (dus niet in zijn nek!) pakken. Til het konijn nog niet op! Gebruik eerst uw andere hand ter ondersteuning: schuif deze onder het achterwerk. Til dan het konijn op waarbij uw onderste hand het gewicht draagt; de hand in het schoudervel dient alleen om ontsnappen te voorkomen en wat te sturen.

Druk het konijn direct zachtjes tegen u aan, liefst met een kop onder uw arm om hem rustiger te houden. Voorkom dat hij zich met zijn achterpoten kan afzetten door zijn achterwerk, dus zijn bekken, te ondersteunen en tegen u aan te klemmen maar de achterpoten los te laten hangen.

Nooit aan oren of nekvel

Til een konijn nooit op aan zijn oren of alleen aan zijn nek- of schoudervel! Deze zijn daar niet op berekend en oren en huid kunnen gemakkelijk beschadigen. Bovendien is dat erg pijnlijk.

Met een draagmand

Heeft u een konijn dat moeilijk op te pakken is, overweeg dan om hem aan te leren in een draagmand te gaan, bijvoorbeeld door hem daar lekkers te geven. U kunt het konijn dan met draagmand en al optillen om te vervoeren.

Medicijnen geven of dwangvoeren

Soms heeft een konijn medicijnen nodig die hij moet inslikken, bijvoorbeeld pijnstillers of middelen die de darm stimuleren. Ook moet een konijn soms gedwangvoerd worden als hij niet zelf wil eten.

Hiervoor werkt het vaak goed om het konijn in een oude handdoek te wikkelen. Het konijn kan dan niet spartelen en veel konijnen zijn in de doek rustiger. Ook als u geen handdoek gebruikt is het in elk geval belangrijk te zorgen voor een niet-gladde ondergrond (zoals een rubberen badmat of een deurmatje met antislip onderkant) zodat het konijn niet kan wegglijden.

    Uit een spuit

Medicijnen kunnen gegeven worden met een spuitje zonder naald. Voor dwangvoeren heeft u een spuit met een bredere opening nodig omdat de vezels anders in de spuit blijven steken. Daarvoor kunt u speciale dwangvoerspuiten kopen, onder andere bij uw dierenarts. Er bestaan verschillende modellen: de meest gangbare zijn één van 15 milliliter met een vrij lange spuitmond en één van 10 milliliter met een kortere spuitmond. Kies een spuit die bij het formaat van uw konijn past.

Het kan handig zijn om uw konijn al voordat hij iets moet innemen, te wennen aan het drinken uit een spuitje. U kunt dat oefenen met iets wat het konijn lekker vindt, bijvoorbeeld water met een beetje vruchtensap of wat wortelhapje voor baby’s (kies een variant met alleen wortel en eventueel wat appel, dus zonder bijvoorbeeld aardappel). Doe dat in een klein spuitje. Laat daarbij het konijn gewoon op de grond en laat hem zelf bepalen of hij naar het spuitje toe wil komen.

    Dwangvoer

Overleg met uw dierenarts hoeveel dwangvoer uw konijn nodig heeft en hoe vaak. Dat hangt bijvoorbeeld af van het konijn, de reden voor dwangvoeren, zijn gezondheid, of hij zelf nog wat eet, of zijn maag en darmen nog goed werken en hoeveel stress hij krijgt door het oppakken. De hoeveelheid moet genoeg zijn om voldoende voedingsstoffen binnen te krijgen, maar het mag niet te veel ineens zijn omdat de maag van het konijn dan te vol wordt. Een hele algemene richtlijn is om per kilo lichaamsgewicht van het konijn ongeveer 10 tot 15 milliliter dwangvoer te geven per keer, en dat vier keer per dag.

Er bestaat speciaal dwangvoer dat geschikt is voor konijnen. Er zijn verschillende merken maar het is steeds poeder dat u moet aanmaken met water. Maak hiervan met water een papje dat gemakkelijk door de spuit kan. Kijk op de gebruiksaanwijzing hoeveel water u moet toevoegen. Maak het niet te dun, want dan krijgt het konijn vooral veel water binnen. Maar maak het ook niet te dik want dan blijft het in de spuit steken. Houd er rekening mee dat het meteen na het aanmaken vaak nog iets dikker wordt. Gebruik geen koud water maar lauw of handwarm, zodat het konijn geen koude massa in zijn buik krijgt.

Als het dwangvoer is aangemaakt, moet u het in de spuit doen. Bij wat dikkere papjes met vezels gaat dat het beste door de binnenkant van de spuit (de zuiger) te verwijderen en het voer er met een lepeltje in te scheppen. Houd een vinger tegen de spuitmond zodat het papje er niet uitloopt. Probeer luchtbellen te voorkomen door regelmatig even met de spuit op de ondergrond te tikken zodat de lucht omhoog komt. Is de spuit bijna vol, dan doet u voorzichtig de zuiger weer een stukje in de buis. Daarbij loopt er iets van het papje uit de spuitmond dus doe het boven het bakje. Keer nu de spuit om met de spuitmond naar boven. Door tegen de spuit te tikken stijgt de lucht die nog in de buis zit, naar boven, en kunt u die rustig uit de spuitmond duwen.

Bij dunne mengsels lukt het vaak ook goed om de voeding op te zuigen via de spuitmond.

    Leg alles klaar

Zorg dat u alles klaarlegt voordat u het konijn pakt, zodat u niet meer hoeft op te staan. Leg het medicijn of dwangvoer klaar in de spuit. Leg ook wat keukenpapier klaar voor het geval u ergens mee morst. Zet bovendien een bakje met water neer en het bakje met de rest van het dwangvoer en een lepeltje. Het water dient om het dwangvoer iets te kunnen verdunnen als het wat te dik blijkt te zijn of als het tijdens het voeren van de eerste portie nog wat indikt. Bovendien kunt u het gebruiken om uw konijn met wat vochtig keukenpapier schoon te maken als er dwangvoer of medicijn aan zijn mondhoeken of kin blijft plakken. Wilt u uw konijn in een handdoek wikkelen, leg deze dan ook klaar.

De handdoek

Leg een oude handdoek uitgespreid op de vloer of op de tafel waar u het konijn wilt behandelen.

Til het konijn voorzichtig op (zie ‘Optillen’) en zet het dwars op de handdoek.

Sla de voorrand van de handdoek een stukje over voorpoten heen. Vouw nu één voor één de beide zijkanten van de handdoek over het konijn heen, zo dat de kop wat naar buiten blijft steken. Vouw de achterkant van de handdoek omhoog over de rug van het konijn. Bij rustige konijnen is het niet nodig dat de handdoek strak zit, soms is losjes om het dier heen leggen al voldoende, maar bij wildere konijnen moet het wat steviger. Let wel op dat de handdoek niet te strak om de nek zit. Zorg er bovendien voor dat de neus vrij blijft zodat het konijn kan ademen.

Nu kunt u het konijn eenvoudig in de juiste positie draaien of eventueel ook met behulp van de handdoek optillen (alleen als de handdoek goed stevig zit, en wel goed ondersteunen!). U kunt het konijn ook op uw schoot zetten met de kop van u af of dwars, afhankelijk van wat u zelf het prettigste vindt werken.

Op de grond

Bij konijnen die niet gemakkelijk opgetild of in een handdoek gewikkeld kunnen worden, bijvoorbeeld bij grotere konijnen, kunt u het konijn ook op de grond tussen uw benen nemen.

U zit daarbij op uw knieën met de voeten gekruist. Zet het konijn tussen uw benen met de kop naar voren, en sluit met uw voeten de vluchtweg naar achteren af. Met uw benen kunt u zorgen dat het konijn zich niet kan omdraaien (niet klemmen), en met een hand om de schouders voorkomt u dat het konijn wegrent.

Leun niet met uw gewicht op het konijn!

    Medicijnen of dwangvoer toedienen

Gaat het om het geven van dwangvoer, pak dan nu eerst de spuit en druk voorzichtig een klein beetje dwangvoer uit de spuit in het bakje. Het is namelijk mogelijk dat het iets is ingedikt in de spuitmond waardoor u kracht moet zetten en u het risico loopt dat er ineens te veel voer uit de spuit schiet. Op deze manier voelt u hoeveel kracht u moet zetten om het voer heel rustig in de bek van het konijn te krijgen.

Om het medicijn of voer te geven houdt u nu met één hand de kop vast. Doe dat zo losjes mogelijk, afhankelijk van in hoeverre het konijn tegenstribbelt. Zorg indien nodig dat u met de duim of wijsvinger van die hand bij de mondhoek van het konijn kan zodat u een lip kunt optillen. In de andere hand neemt u de spuit.

Doe deze voorzichtig schuin van voren / aan de zijkant van de mond naar binnen (dus door het gat tussen de snijtanden en de kiezen van het konijn). Zorg dat u de spuit voldoende ver naar binnen doet, anders loopt de vloeistof meteen weer uit de mond. Maar steek hem ook niet zover naar binnen dat de vloeistof snel in het verkeerde keelgat (de luchtpijp!) kan komen!

Duw dan langzaam wat vloeistof uit de spuit; let op dat u niet doorschiet en ineens alles naar binnen spuit want dan heeft u kans dat het konijn zich verslikt of dat het de mond uitloopt. Geef het konijn gelegenheid om te slikken en spuit dan nog wat vloeistof naar binnen. Blijft het konijn slikken terwijl u spuit dan kunt u bij medicatie heel langzaam het spuitje leegdrukken. Gaat het om dwangvoer, dus wat grotere hoeveelheden dan bij medicijnen, geef het konijn dan steeds tussendoor de tijd elk hapje wat te kauwen en door te slikken. Ondanks dat het ‘dwangvoer’ genoemd wordt, is het de bedoeling het papje met zo min mogelijk dwang en stress naar binnen te krijgen!

Merkt u dat het lastig is om het dwangvoer uit de spuit te drukken? Druk dan eerst weer wat voer uit de spuit boven het bakje, omdat u anders het risico loopt dat het ineens uit de spuit plopt en achter in de keel van het konijn terecht komt, wat gevaar geeft voor verslikking. Maak het dwangvoer eventueel nog iets dunner.

    Bewaren

Heeft u na afloop dwangvoer over, dan kunt u dat vaak afgedekt nog een tijdje bewaren. Kijk in de gebruiksaanwijzing hoe en hoelang u dit kunt doen. Bewaart u het in de koelkast, dan kunt u het voor gebruik wat opwarmen door er nog een beetje warm water bij te doen. Geef het konijn geen koud papje direct uit de koelkast, dat is niet prettig voor zijn maag en bovendien koelt een ziek konijn toch al snel af.

Nagels knippen

Als de nagels van uw konijn niet vanzelf afslijten, bijvoorbeeld doordat ze altijd op zachte ondergrond lopen, moet u ze af en toe knippen. Te lange nagels kunnen afbreken of scheuren en het konijn kan zichzelf ermee verwonden bij het krabben. Bovendien zal een konijn met te lange nagels aan de achterpoten te veel op zijn hielen gaan leunen, waardoor hij o.a. last kan krijgen van wonden aan zijn voetzolen. Let er dus op dat de nagels niet te lang worden.

De nagels moeten in principe niet voorbij de haren van de pootjes steken. Bij erg kortharige konijnen, zoals rex konijnen, of bij erg langharige konijnen is dat echter niet goed toepasbaar. Vraag eventueel aan uw dierenarts of bij een konijnentrimsalon hoe lang de nagels bij uw konijn mogen zijn. Laat ze bijvoorbeeld knippen en maak dan even een foto zodat u later kunt vergelijken.

Konijnen hebben aan hun voorpoten 5 nagels: vier zitten onderaan en de vijfde, de duimnagel, zit ietsje hoger aan de binnenkant. Die slijt het minste af, dus vergeet die niet te knippen. Aan de achterpoten hebben konijnen 4 nagels.

Bij het knippen van de nagels bij minder rustige konijnen is het fijn als u met twee personen bent. De één kan dan het konijn vasthouden terwijl de ander knipt.

Materiaal

Voor het knippen van de nagels heeft u een goed, scherp nagelschaartje of nageltangetje voor konijnen nodig. Deze hebben een ronde uitsparing in het knipgedeelte waar de nagel in past. Gebruik liever geen platte schaar of nagelknippertje voor mensen; omdat konijnen ronde nagels hebben, wordt de nagel door zo’n plat knippertje platgedrukt en dat kan pijnlijk zijn en ertoe leiden dat de nagel inscheurt.

U kunt het konijn op een tafel zetten; leg daar dan wel eerst een handdoek of nog liever een matje met antislip achterkant op, zodat het konijn niet op een gladde ondergrond zit. Een rustig konijn kunt u eventueel op schoot nemen. Op deze manier kunt u in uw eentje de nagels knippen of u vraagt iemand het konijn voor u vast te houden terwijl u knipt.

Zorg dat u alle benodigdheden klaarlegt voor u het konijn pakt.

In uw eentje: konijn op tafel

Bent u alleen en heeft u het konijn op een tafel, dan werkt het goed om zelf tegen de tafel aan te staan of zitten en het konijn dwars tegen uw lichaam te houden met aan de andere kant uw arm om hem heen, zodat hij niet gemakkelijk weg kan lopen. U kunt nu één voor één de poten pakken en de nagels knippen: eerst voor, dan achter.


Meestal is het goed te doen om de nagels van de voorpoten te knippen, maar bij de achterpoten is het lastiger. Konijnen vinden het niet prettig als u aan hun poten zit, maar zeker niet aan de achterpoten omdat dit hun grootste steunpunt is. Zorg ervoor dat het konijn met tenminste een achterpoot stevig staat, geef hem voldoende steun en voorkom dat hij wegspringt.

Rechtshandige knipper: de linkerarm duwt het konijn wat tegen de buik van de knipper en houdt de achtervoet iets omhoog, de rechterhand knipt.

Voor de achterpoten kan het soms handiger zijn om het konijn op zijn achterkant te zetten en tegen uw buik aan te laten leunen, zodat de achterpoten wat naar voren steken. Ook kunt u het konijn met uw ene hand onder de borst steunen en zo op zijn achterpoten zetten, terwijl u hem met uw lichaam steunt. Met uw andere hand kunt u de poot die u gaat behandelen rustig ietsje naar voren halen. U kunt nu voorzichtig knippen; vergeet niet om eerst wat druk te zetten met de schaar (zie ‘hoe en hoe ver’).

U heeft bij deze laatste methodes echter geen hand vrij om het pootje vast te houden, dus dit lukt alleen bij redelijk rustige konijnen.

Met assistent: konijn opgetild

Als u met twee personen bent, kunt u het konijn ook optillen. Daarvoor zet u het konijn eerst op de grond met de kop van u af. Schuif nu een hand onder de borst, waarbij u uw duim aan de buitenkant laat, uw wijsvinger tussen de voorpoten door steekt en de andere vingers buiten de andere voorpoot om legt. Zo rust de borst van het konijn in uw hand terwijl u de voorpoten nog wat kunt controleren.

Leg nu de andere hand tegen de achterkant van het konijn met de vingers omlaag. Schuif de staart tussen uw middel- en wijsvinger en krom deze vingers iets tussen de achterpoten onder het konijn, met de overige vingers gespreid om zijn achterwerk.

Nu kunt u het konijn optillen, rechtop draaien en met zijn rug tegen uw borst houden, waarbij u dus met de ene hand zijn achterkant ondersteunt en met de andere de borst blijft vasthouden. De poten steken nu allemaal uit naar voren en zo kan uw assistent goed bij de nagels.

 

Hoe en hoe ver?

Bij konijnen met witte nagels is vrij goed te zien waar ‘het leven’, het deel met bloedvaten en zenuwen, begint: u ziet dit donker / rood door de nagel heen schijnen. Bij konijnen met donkere nagels is dit moeilijk te zien. Het kan helpen als u de nagel van onderaf met een zaklamp verlicht.

Zet steeds eerst de schaar op de nagel en geef wat druk zonder al te knippen: als het konijn pijnlijk reageert, bent u te dicht bij het leven. Probeer dat nog eens, ietsje steviger, en reageert het konijn niet dan kunt u knippen. Reageert het konijn door bijvoorbeeld terug te trekken, knip dan wat minder ver van de punt. Kunt u het slecht zien of heeft u een konijn dat onrustig is en steeds zijn poot wegtrekt, neem dan het zekere voor het onzekere en knip steeds maar kleine puntjes, of ga naar uw dierenarts of konijnentrimmer/-ster.

Heeft uw konijn lange haren die in de weg zitten bij het knippen, dan kan het helpen de haren wat nat te maken zodat u ze gemakkelijker uit de weg kunt vegen.

Knipt u per ongeluk toch te ver en bloedt de nagel, dan kan het helpen om de nagel in wat bloem (meel) te dopen om het bloeden te stoppen. Mocht de bloeding ernstig zijn, of niet snel te stelpen, neem dan direct contact op met uw dierenarts.

Konijnen NIET op hun rug in ‘trance / hypnose’ brengen!

Een achterhaalde methode om konijnen te hanteren die nog wel eens gebruikt wordt, is om het konijn op zijn rug te leggen en zo in een toestand te brengen die ten onrechte ook wel ‘trance’ of ‘hypnose’ wordt genoemd. Door het konijn op de rug te leggen en even vast te houden komt het konijn in een toestand waarbij hij stil blijft liggen, ook zonder dat men hem vasthoudt. Dit wordt wel gebruikt om op die manier bijvoorbeeld nagels te knippen of te kammen, en door sommigen ook om te knuffelen.

Toch is deze methode zeer af te raden, want het veroorzaakt veel stress!

Tonic Immobility als laatste redmiddel tegen roofdieren

Veel mensen die dit doen, denken dat het konijn hierbij ontspannen ligt. Dit is echter niet het geval! Deze toestand lijkt misschien op hypnose, maar is het niet. De officiële naam is ‘tonic immobility’, afgekort TI. Het is een toestand die door allerlei verschillende soorten prooidieren wordt aangenomen als laatste redmiddel om een aanval van een roofdier te overleven. Het ontstaat dus oorspronkelijk in situaties met doodsangst.

Een prooidier zal zich vaak eerst stil houden in de hoop dat een rover hem niet ziet. Is hij ontdekt, dan gaat hij er vandoor. Wordt hij toch door het roofdier gegrepen, dan kan deze ‘tonic immobility’ optreden.

De beweging en besturing van de spieren wordt hierbij door de hersenen onderdrukt, zodat het lijkt of het dier dood is. Daardoor bestaat de kans dat het roofdier sneller loslaat, of zich op andere, nog bewegende prooien richt om ook die te grijpen, en dat geeft het eerst gegrepen dier de kans om er alsnog vandoor te gaan.

Bewustzijn

Hoewel de bewegingen, dus de ‘output’ van de hersenen, onderdrukt worden, blijft de ‘input’, de waarneming door bijvoorbeeld gehoor, reuk en gevoel, gewoon doorgaan en blijft het dier zich dus bewust van zijn omgeving. Hij moet immers weten of en wanneer er een moment komt dat het roofdier loslaat en zich afwendt en hij toch snel kan vluchten.

Het dier maakt dus alles mee en voelt alles, maar zijn reacties worden onderdrukt.

Onvoorspelbaar en variabel

Het optreden van ‘tonic immobility’ is afhankelijk van angstgevoel. Dieren die bang zijn (bijvoorbeeld om gehanteerd te worden) of veel stress hebben, zijn gemakkelijker en langer in zo’n staat te krijgen.

De kans dat de onbeweeglijkheid wordt opgeheven wordt groter naarmate de mens (het ‘roofdier’) verder van het dier weggaat en als het dier dichter bij zijn veilige thuisbasis (bijvoorbeeld zijn eigen hok) is. De duur van TI is dus onvoorspelbaar en kan uiteenlopen van enkele seconden tot meerdere minuten en soms veel langer, en het opheffen van de TI toestand gebeurt snel en plotseling.

Geen ontspanning maar angst

Tijdens TI neemt de hoeveelheid cortisol, een stresshormoon, toe. Ook is bij konijnen gevonden dat het hartritme en de ademfrequentie toenemen en werd angstgedrag gezien tijdens het in TI brengen en na afloop. Hieruit blijkt duidelijk dat TI geen ontspannen toestand is maar stress veroorzaakt.

Bij cavia’s is zelfs aangetoond dat herhaald TI opwekken kan leiden tot gewichtsverlies en soms zelfs tot de dood.

Het is dan ook niet diervriendelijk om op deze manier een konijn of ander dier te hanteren, behandelen of zelfs te knuffelen. Het veroorzaakt stress en kan het welzijn en de gezondheid schaden. Gebruik daarom één van de eerder beschreven methodes om uw konijn te hanteren.